onderste laag van de atmosfeer met een dikte van ca. 15 km. De troposfeer wordt gekenmerkt door een dalende temperatuur van gemiddeld 0,65 °C bij een stijging van 100 m.
Waar de temperatuur een waarde van -50—60 °C bereikt, gaat de troposfeer over in de tropopauze. Bij nog grotere hoogte, in de stratosfeer, neemt de temperatuur weer toe. Transport van luchtverontreiniging vindt vnl. in de troposfeer plaats. Door de temperatuurinversie in de stratosfeer mengt de lucht uit de troposfeer zich nauwelijks met lucht uit de stratosfeer. Deze stabiele opbouw van de atmosfeer wordt ernstig verstoord bij b.v. een kernexplosie. Mede door de hoge temperatuurontwikkeling vindt dan ook een snelle vervuiling van de stratosfeer plaats.
