Gepubliceerd op 29-06-2020

hofhouding

betekenis & definitie

De organisatie die de Koning en de leden van het Koninklijk Huis ondersteunt bij de uitoefening van hun functie, bij het hooghouden van de koninklijke waardigheid, en in het verlengde daarvan bij de inrichting van de koninklijke huishouding. Tegenwoordig wordt de hofhouding ook betiteld als Dienst (van het) Koninklijk Huis.

In nauwe samenwerking met het hof opereren de drie zogenaamde ‘bevriende diensten’: het Kabinet der Koningin, de Rijksvoorlichtingsdienst en de Dienst Koninklijke en Diplomatieke Beveiliging.De term hofhouding wordt vaak gebruikt voor het geheel van werknemers (onder koningin Beatrix tussen de 300 en 350 personen) dat werkzaam is op of rond de koninklijke paleizen. Formeel is er echter een onderscheid tussen de leden van de hofhouding die officieel worden benoemd, bij elkaar circa zestig personen, en het hofpersoneel dat door deze leden van de hofhouding wordt aangestuurd. Vroeger waren de leden van de hofhouding veelal herkenbaar aan een op hun functie toegespitst ambtskostuum. Voor bijzondere gelegenheden bestaat nog wel de hofrok. Artikel 41 van de Grondwet stelt: ‘De Koning richt, met inachtneming van het openbaar belang, zijn Huis in.’ Daarmee wordt zowel de ministeriële verantwoordelijkheid als de behoefte aan privacy van de Koning afgedekt. De Koning is in principe vrij naar eigen goedvinden de hofhouding in te richten, hoewel in de praktijk de minister-president gekend wordt in de belangrijkste benoemingen.

Binnen de hofhouding zijn twee groepen van werknemers te onderscheiden, namelijk degenen die een arbeidsovereenkomst zijn aangegaan met de Dienst Koninklijk Huis en degenen die op detacheringsbasis aan de Dienst Koninklijk Huis ter beschikking zijn gesteld door een ministerie. De detachering gebeurt vooral vanuit de ministeries van Defensie, Buitenlandse Zaken, en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Op de werknemers van de Dienst Koninklijk Huis zijn de rechtspositieregels van het Algemeen Rijksambtenarenreglement van toepassing verklaard.

Leden van de hofhouding worden benoemd bij koninklijke beschikking, een besluit dat geen contraseign van een minister draagt. In sommige gevallen is wel sprake van een Koninklijk Besluit en zijn zowel de handtekening van de Koning als de minister vereist. Voor de leden van de hofhouding die vallen onder het Militaire Huis is bijvoorbeeld het contraseign van de minister van Defensie noodzakelijk. Zij blijven namelijk deel uitmaken van de krijgsmacht. Uit artikel 41 vloeit het gebruik voort dat de voltallige hofhouding haar ontslag aanbiedt bij een troonswisseling.

De grootmeester is het hoofd van de hofhouding. De hoforganisatie is opgedeeld in een aantal departementen en diensten, zoals bijvoorbeeld het koninklijk staldepartement, het departement van de hofmaarschalk en het bureau van de ceremoniemeester. Door de eeuwen heen is een aantal hoofdtaken onderscheiden in de hofhouding, die ook nu nog aan een hofdignitaris te verbinden zijn:

secretariaat algemeen secretaris/particulier secretaris huishouding hofmaarschalk ceremonieën ceremoniemeester vervoer stalmeester jacht en natuurbeheer opperhoutvester/jagermeester financiën thesaurier onderhoud gebouwen intendant dagelijkse begeleidende dienst kamerheer, hofdame en adjudant Behalve een grootmeester kent de hoforganisatie ook een grootmeesteres. Formeel is zij verantwoordelijk voor de hofdames, in de praktijk vervult zij als een van de hoogste hofdignitarissen een belangrijke vertrouwensrol ten opzichte van de koningin. Dignitarissen die tot de hofhouding worden gerekend zijn verder onder meer de directeur van het Koninklijk Huisarchief en de kanselier der Huisorden.

De hofhouding is onder te verdelen in het Civiele Huis en het Militaire Huis. Dat onderscheid ontstond in de negentiende eeuw. Militairen maakten, zoals overal in Europa gebruikelijk was, deel uit van de hofhouding aangezien de Koning ook aan het hoofd van de strijdkrachten stond. Koning Willem II bracht in 1841 het grootste deel van de militairen binnen de hofhouding onder in een aparte staf. Kort na de inhuldiging van Willem III kreeg die staf in 1849 de benaming Militaire Huis. Het Militaire Huis symboliseert vandaag de dag nog steeds de relatie van de Koning met de krijgsmacht en wordt aangestuurd door de adjudant-generaal/chef Militaire Huis.

Naast de zogenaamde functionele hofhouding is er ook een honoraire hofhouding. Deze bestaat voornamelijk uit voormalige leden van de functionele hofhouding, die bij bijzondere gelegenheden gevraagd worden ondersteuning te verlenen. Tot voor kort kende de hofhouding de rang van grootofficier. Die status was doorgaans verbonden aan een hoge functie met het voorvoegsel opper-, zoals opperkamerheer, opperhofmaarschalk of opperstalmeester. Over het algemeen was het niet zo dat deze grootofficieren in de dagelijkse praktijk van de hofhouding een actieve rol vervulden.

Geschiedenis In vroeger tijden was de hofhouding een stuk minder inzichtelijk dan vandaag het geval is. De hofhouding vormde een conglomeraat van (ere)functies en titels. Soms had een persoon meerdere functies. Vaak hadden ook andere leden van het Koninklijk Huis hun eigen hofhouding. Deze hofhoudingen werden, net als die van de Koning, in de meeste gevallen geleid door een (opper)hofmaarschalk. Als leidinggevend orgaan tussen vorst en hofhouding bestond onder koning Willem I, maar ook onder koning Willem III en koningin Wilhelmina (tot 1919), een zogenaamde hofcommissie.

Koning Willem III benoemde in 1868 voor het eerst een grootmeester in zijn hofhouding. Het zou tot onder koningin Beatrix duren voordat deze een formele bovenschikking boven andere hofdignitarissen zou krijgen. Vandaag de dag is er ook slechts één hofhouding die alle leden van het Koninklijk Huis ondersteunt.

Bekwaamheid voor de functie was in de 19e en het begin van de 20e eeuw niet noodzakelijkerwijs de reden om in een bepaalde positie aan het hof te worden aangesteld; ‘familie dient familie’ leek vaak de hoofdoverweging. Binnen vooraanstaande (adellijke) families gingen hoffuncties van generatie op generatie over. Aan dit systeem kwam pas echt een einde na de Tweede Wereldoorlog, toen koningin Wilhelmina met deze praktijk brak en in haar verlangen naar vernieuwing enkele vertrouwelingen uit het voormalig verzet op centrale hofposities benoemde. Ook zette zij de reeds door koningin Emma ingezette versobering van de hofhouding voort. De hofhouding onder koningin Juliana, die wars van organisatie en protocol was, is door velen getypeerd als ‘liefelijke chaos’. De Greet Hofmans-affaire leidde tot ontslag van enkele leden van de hofhouding die zich achter de gebedsgenezeres hadden geschaard.

Ook tijdens de verlovingen van prinses Irene en prinses Beatrix leidde gebrek aan coördinatie van de hofhouding tot onduidelijke externe communicatie. Door koningin Beatrix is de hofhouding omgevormd tot een modernere organisatie. De grootmeester is nu ook formeel de centrale figuur en met de aanstelling van een algemeen secretaris zijn de verschillende particuliere secretariaten eveneens onder één dignitaris geplaatst. Financiën De kosten van het personeel van de hofhouding komen deels voor rekening van de ministeries door welke het personeel gedetacheerd is, deels worden ze betaald uit de uitkering die de Koning en enkele andere leden van het Koninklijk Huis ontvangen. Voor de mensen die aldus rechtstreeks door de Koning betaald worden, werd in het verleden soms de term civiele lijst gebruikt. Een aantal leden van de hofhouding is onbezoldigd en ontvangt uitsluitend een onkostenvergoeding. Dat zijn onder meer de grootmeesteres, de hofdames en de kamerheren. Ook de honoraire hofhouding ontvangt geen salaris.

De kantoren van de hofhouding zijn voor een groot deel gevestigd op paleis Noordeinde in Den Haag. Ook op andere woonlocaties, zoals bijvoorbeeld in Apeldoorn, zijn kantoren voor leden van de hofhouding die gebonden zijn aan die locatie.

Zie ook financieel statuut van het Koninklijk Huis, Wet hofpersoneel.