Gepubliceerd op 29-06-2020

minister-president

betekenis & definitie

Voorzitter van de ministerraad, sinds 1937 tevens minister van Algemene Zaken. De term werd al veel langer gebruikt maar komt pas sinds 1983 voor in de Grondwet.

De minister-president is de eerste politiek verantwoordelijke voor doen en laten van de onschendbare Koning. Wanneer het doen en laten van de Koning of andere leden van het Koninklijk Huis ter discussie staat, is hij degene die voor uitleg naar de Tweede Kamer wordt geroepen. Voorstellen voor toestemmingswetten voor koninklijke huwelijken komen onder zijn supervisie tot stand; de organisatie van koninklijke begrafenissen gebeurt onder zijn verantwoordelijkheid. De ministerpresident is via de onder hem ressorterende Rijksvoorlichtingsdienst ook aanspreekpunt voor de voorlichting over het Koninklijk Huis. Sinds 2004 draagt de minister-president ook verantwoordelijkheid voor de begroting van het Kabinet der Koningin. Wekelijks, op maandagmiddag, overlegt de premier met de koningin.

In staten als de Bondsrepubliek Duitsland en Groot-Brittannië neemt de equivalent van de minister-president (Bundeskanzler, prime minister) een bijzondere positie in jegens de overige ministers. Hij is daar regeringsleider en bevoegd zijn medeministers richtlijnen en instructies te geven. Ook kan hij veelal zelfstandig ministers (doen) benoemen en ontslaan. In het Nederlandse staatsrecht, dat veelal uitgaat van collegiaal bestuur, is het ambt van minister-president veel minder geprononceerd. De minister-president wordt wel aangeduid als de ‘primus inter pares’, hij is geenszins de chef van de overige ministers. Deze betrekkelijk zwakke positie, zowel politiek als staatsrechtelijk, komt tot uitdrukking in de wetgeving. Voor de grondwetsherziening van 1983 kwam de minister-president niet in de Grondwet voor.

Sinds 1983 wijdt de Grondwet slechts enkele bepalingen aan de minister-president. Zoals met de overige ministers het geval is, wordt hij benoemd bij Koninklijk Besluit. Volgens artikel 45 van de Grondwet is hij voorzitter van de ministerraad. Tot het begin van de 20e eeuw rouleerde dit voorzitterschap over de ministers. Artikel 48 van de Grondwet bepaalt dat hij zijn eigen benoemingsbesluit contrasigneert en de Koninklijke Besluiten, houdende de benoeming en het ontslag van de overige ministers en de staatssecretarissen, mede ondertekent.

Anders dan in diverse staten is de minister-president niet noodzakelijk de formateur van ‘zijn’ kabinet, noch afkomstig uit de grootste politieke partij of de politiek leider van een partij. In de praktijk is hij veelal de voorzitter van een coalitiekabinet, bestaande uit ministers die tot twee of meer politieke stromingen behoren.

De betekenis van de minister-president in het verband van de Europese Unie is echter niet te onderschatten. Hij is lid van de Europese Raad die bestaat uit de staatshoofden of regeringsleiders van de lidstaten van de Unie. Op dat niveau geldt de minister-president wel als regeringsleider, ook al is hij dat in de nationale verhoudingen niet zo sterk. Ook andere ontwikkelingen dragen bij aan de politieke versterking van zijn positie. Zo verdedigt hij veelal het algemeen regeringsbeleid in de Kamers en jegens de media. Het Reglement van Orde voor de Ministerraad kent de minister-president vooral procedurele bevoegdheden toe: zo zit hij de vergaderingen van de raad voor, stelt hij de agenda vast, beslist hij bij staken van de stemmen, beslist hij bevoegdheidsgeschillen, en ziet hij toe op de uitvoering van de besluiten van de raad.

Het Reglement van Orde kent de figuur van de vice-minister-president(en). Deze is (zijn) in de praktijk van een andere politieke kleur dan de minister-president. Vóór 1937 had de minister-president de leiding van een belangrijk ministerie, zoals Binnenlandse Zaken of Financiën. Sindsdien is hij slechts het hoofd van een klein ministerie, het ministerie van Algemene Zaken, dat een vooral coördinerende functie vervult en waaronder slechts enkele instellingen of diensten ressorteren, zoals de Rijksvoorlichtingsdienst en de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid.

De ‘ambtswoning’ van de minister-president is het Catshuis; zijn werkvertrek bevindt zich in het Torentje aan het Binnenhof.

Zie ook Algemene Zaken, ministerie van> ministeriële verantwoordelijkheid > regeringsleider.