Het sacrament, waarin de zonden, die na het Doopsel gedaan zijn, door de priesterlijke macht vergeven worden. De biecht is door Christus ingesteld op den dag Zijner Verrijzenis, toen Hij tot Zijn apostelen zeide: „Ontvangt den H. Geest; wier zonden gij zult vergeven, hun zijn zij vergeven; en wier zonden gij zult houden, hun zijn ze gehouden” (Johannes 20, 23). Wanneer de biechteling aan de gestelde vereischten van → berouw, → belijdenis en voldoening (zie penitentie) voldoet, verkrijgt hij door de biecht met de vergiffenis der zonden, die na het doopsel bedreven zijn, kwijtschelding van de eeuwige straf der zonden, geheele of gedeeltelijke kwijtschelding van de tijdelijke straffen, de heiligmakende genade of vermeerdering daarvan, de herleving van de verdiensten, die hij door een doodzonde verloren zou hebben en de genade van bijstand om niet meer te zondigen.
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk