de rouwmoedige bekentenis van de bedreven zonden aan den priester in de → biecht. Zij moet
1. volledig zijn, d.w.z. alle → doodzonden omvatten, met getal en de omstandigheden, die het wezen der zonde veranderen; het vrijwillig verzwijgen daarvan maakt de biecht ongeldig, de dader bedrijft een → heiligschennis;
2. oprecht,
3. duidelijk.