Werkwoorden vervoegen
biechten
Tegenwoordige tijd biechten
Ik biecht
Jij biecht
biecht jij?
U biecht
Hij/Zij/Het biecht
Wij biechten
Jullie biechten
Zij biechten
Verleden tijd van biechten
Ik biechtte
Jij/U biechtte
Hij/Zij/Het biechtte
Wij biechtten
Jullie biechtten
Zij biechtten
Voltooid deelwoord van biechten
gebiecht
Tegenwoordig deelwoord van biechten
biechtend