de kwijtschelding van de tijdelijke straffen, die na de vergeving der zonden nog moeten worden uitgeboet. Deze kwijtschelding wordt door de Kerk buiten het Sacrament der Biecht aan de levenden verleend bij wijze van → absolutie en krachtens haar rechtsmacht; aan de overledenen echter bij wijze van → suffragium, d.w.z. zij biedt God een losprijs aan, Hem smeekend dien losprijs te aanvaarden. Tot het verleenen van A-en wordt de Kerk in staat gesteld door haar geestelijken schat, die bestaat in de oneindige voldoening van Christus en de overvloedige voldoeningen van de H. Maagd Maria en andere Heiligen.
Men onderscheidt:
1. a) Plaatselijke A-en, verbonden aan een plaats (kerk) of voorwerp in die plaats (altaar);
b) persoonlijke A-en, verbonden aan iemands persoonlijk gebed of lidmaatschap van een godsdienstige vereeniging;
c) zakelijke A-en, verbonden aan een bepaald voorwerp (rozenkrans).
2. a) Pauselijke A-en, die door den paus verleend worden;
b) A-en, die door kardinalen, aartsbisschoppen en bisschoppen gegeven worden.
3. a) A-en voor de levenden (deze kunnen nooit op andere levenden worden toegepast, geappliceerd, zie applicatie);
b) A-en voor de overledenen (b.v. de → toties quoties-aflaat op Allerzielen);
c) A-en voor levenden en overledenen. Deze zijn op de → geloovige zielen toepasselijk. Onder deze categorie vallen alle pauselijke A-en, tenzij uitdrukkelijk anders bepaald is.
4. Alle A-en kunnen zijn
a) volle A-en, die, wanneer men er volledig aan deelachtig wordt, kwijtschelding verleenen van alle tijdelijke straffen, die nog waren uit te boeten; b.v. de jubilé-aflaat (zie Jubeljaar);
b) gedeeltelijke A-en.
Om een A. te verdienen, moet men
1. lid zijn van de Kerk,
2. meestal ook onderdaan van dengene, die de A. verleent,
3. de voorgeschreven werken verrichten,
4. in staat van genade zijn.
Meer in het bijzonder geldt voor het verdienen van een vollen aflaat nog het volgende:
1. men moet in staat van genade zijn, tenminste op het oogenblik, waarop men de laatste daad voor het verdienen van een vollen aflaat stelt;
2. men moet de intentie hebben den vollen aflaat te verdienen. Met de voor altijd gemaakte intentie om alle aflaten te verdienen, kan worden volstaan;
3. alle voorgeschreven werken moeten persoonlijk en stipt worden volbracht. Goede trouw, onwetendheid en vergeetachtigheid, kunnen hierop niet als uitzondering gelden.
Is het kerkbezoek op een bepaalden dag voorgeschreven, dan geldt hiervoor een termijn van 36 uur, n.l. van 12 uur ’s middags daags tevoren tot middernacht van den eigenlijken aflaatdag.
Wordt vereischt te bidden tot intentie van Z. H. den Paus, dan is men — tenzij een bepaald gebed is voorgeschreven — geheel vrij in de keuze der gebeden. Deze gebeden moeten met den mond, dus niet slechts inwendig worden verricht.
Ten aanzien van de bepaling „na waardig gebiecht en gecommuniceerd te hebben”, valt het volgende op te merken.
1. Wat betreft de Biecht:
a. wie dagelijks of bijna dagelijks (d.w.z. minstens vijf maal in de week) pleegt te communiceeren, behoeft tot het verdienen van aflaten niet te biechten;
b. wie als regel tweemaal in de maand biecht, behoeft tot het verdienen van aflaten, niet afzonderlijk te biechten.
Beide uitzonderingen gelden niet voor jubilé-aflaten.
c. wie niet verkeert in een van de gevallen onder a of b genoemd, moet de vereischte biecht spreken op den aflaatdag zelf of binnen 8 dagen daarvoor of daarna.
2. Wat betreft de H. Communie:
de H. Communie kan overal worden ontvangen op den aflaatdag zelf, den dag, die er onmiddellijk aan voorafgaat en gedurende het geheele octaaf, dat er op volgt. Deze ééne H. Communie is voldoende om op dien dag méér dan één vollen aflaat te verdienen.
Iedere priester, die ter plaatse tot biechthooren bevoegd is, kan ook buiten de biecht de vereischten voor het verdienen van een vollen aflaat wijzigen, voor zoover de aanvrager tot het voldoen aan die vereischten door wettig beletsel niet in staat is.