Kerkelijk woordenboek

Professor mag. dr. J.B. Kors o.p. (1967)

Gepubliceerd op 16-01-2023

God

betekenis & definitie

de oneindig volmaakte Geest, Schepper, Heer en Bestuurder van hemel en aarde, van Wien alle goed voorkomt. Wijsgeerig uitgedrukt is God het onbegrensde en door zichzelf bestaande Zijn, in tegenstelling met de schepselen, die een beperkt en afhankelijk Zijn bezitten.

Uit dit wijsgeerig begrip worden afgeleid:

1. Gods eigenschappen, die echter niet in God onderscheiden zijn, maar alleen in de menschelijke beschouwing, voorzoover zij hetzelfde Zijn in andere betrekkingen beschouwt. Als zoodanig is God de Eeuwige, de Onveranderlijke, de Almachtige, de Alomtegenwoordige, de Alwetende;
2. Gods attributen, die met het wezen van het zijn samenhangen. In dien zin is God Eenheid, Goedheid, Schoonheid, Waarheid.

Het bestaan van God kan door het menschelijk verstand, door de beschouwing van de geschapen dingen, dus op natuurlijke wijze gekend worden (geloofswaarheid!); bovennatuurlijke kennis van God bezit men door de Openbaring; over de kennis van God, die de zaligen in den hemel bezitten; zie Zalige Aanschouwing Gods.