Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 15-08-2019

Kan

betekenis & definitie

1° Cornelius Marius, Ned. geograaf. * 18 Maart 1837 te Groningen, ✝ 22 Maart 1919 te Utrecht. Eerste hoogleeraar in de aardr. in Ned.; mede-oprichter van het Kon.

Ned. Aardr.

Genootschap. Studeerde Klassieke letteren te Groningen; leeraar te Winschoten, Middelburg en vervolgens te Utrecht; in 1877 hoogleeraar te Amsterdam in de physische en politische aardr. en in de land- en volkenkunde van Oost- en West-Indië.

K. wist bij velen belangstelling voor de aardr. te wekken, al behoorde deze wetenschap niet tot de examenvakken van de universiteit.Werken: Atlas voor Natuurk. Aardr. (met N. W. Posthumus, 1875); Het internationaal onderzoek der Afr. binnenlanden (1877); Proeve eener geogr. bibliogr. van Ned. Oost-Indië voor de jaren 1865-’80 (1881); Het Afrika-vraagstuk (1909); Handleiding bij de beoef. der Econ. Aardr. of Vergelijking der landen als staten op aardr. grondslag (2 dln. 1912). Lit.: J. Timmerman, C. M. K. (Tschr. Aardr. Gen., jg. 1919).

V. Velthoven.

2° Johannes Benedictus, Nederl. staatsman. * 8 Mei 1873 te Nijmegen. K. studeerde te Leiden; was achtereenvolgens werkzaam aan de secretarie van Rotterdam en als hoofdambtenaar aan de dept. van Financiën en van Binnenl. Zaken en Landbouw. In 1908 werd K. secretaris-generaal van het dept. v. Binnenl. Zaken en in 1919 secretaris-generaal in algemeenen dienst. In het kabinet De Geer (1926-’29) was K. minister van Binnenl. Zaken, in welk ambt hij een ongewone populariteit wist te verwerven. Na het aftreden van het ministerie hernam hij zijn functie als secretaris-generaal. In 1931 volgde zijn benoeming tot lid van den Raad van State. Voorts was K. aan vele staatscommissies als secretaris toegevoegd.

Verberne.