bestaat in het, rechtstreeks of zijdelings, geven van de alleen aan God toekomende eredienst aan andere wezens. Zij is als zodanig de grootste oneer, die men God kan aandoen: terwijl de mens krachtens zijn schepping en roeping geheel op God is ingesteld, wendt hij zich van God af.
De Bijbel tekent dan ook graag de afgoderij met het beeld van huwelijksontrouw. De Griekse vertaling van het O.T. heeft een dozijn verschillende Hebreeuwse uitdrukkingen weergegeven met het woord „eidolon”.
Dit is een aanwijzing van de veelvormigheid, waarin zich het idool aan Israël voordeed, terwijl tevens uit het woord „eidolon” (= beeld, afbeelding) de nietswaardigheid van de afgoden en hun beelden spreekt. Elke eredienst, die niet uitging naar de éne God, wiens naam niet uitgesproken en wiens wezen niet in enig beeld herhaald mocht worden, noemde men afgoderij.
Deze verboden eredienst kenmerkte zich: a. door het polytheïsme, waartegenover de dekaloog (Ex. 20 : 3 = Deut. 5:7) de monolatrie stelt; b. door het toekennen van een geslacht aan de godheid (mannelijk zijn de Baals, vrouwelijk de Asjtartes), terwijl het profetisme vooral bij monde van Osee zich tegen een dergelijke bepaling met kracht verzet; c. door het betrekken van spontane openbaringen van natuurkrachten op zelfstandig werkende goddelijke machten (bestreden o.a. in i Kon. 19 : 11-13). De afgoderij werd zelfs daar gesignaleerd, waar de God van Israël onder een titel als mèlèch (= koning, later gevocaliseerd met de klinkers van „bosjēt” = schande, tot molech) of, na de centralisatie van de cultus in Jerusalem, elders op een hoogte of onder groene bomen vereerd werd. De afgoderij is onuitroeibaar gebleken tot in de jongste tijd waarover de oudtestamentische bronnen informatie geven en was het sterkste, wanneer de nederlagen van Israël de onmacht van Jahweh en de macht der afgoden schenen te bewijzen.De Schrift noemt ook reeds het ongeordend najagen van geschapen goederen, die a.h.w. een laatste doel worden waarvoor men leeft, afgoderij (Eph. 5:5). Hoe fanatieker een mens of groep de nagestreefde idealen of verlangens verabsoluteert, des te duidelijker vormt zich een werkelijke afgodische tegencultus.
M. A. B./J. v. D.