Katholicisme encyclopedie

Prof. dr. J.C. Groot (1955)

Gepubliceerd op 02-01-2020

AFLAAT

betekenis & definitie

(Lat.: indulgentia) is volgens de C.I.C. van. 911 een door de kerkelijke overheid buiten de biecht verleende kwijtschelding van tijdelijke zondestraffen, die na de vergiffenis der schuld nog uit te boeten zouden zijn, en wel door toepassing van de schat, die de Kerk als het mystieke Christus-lichaam bezit in de oneindige voldoening van haar Heiland en de daarop steunende overvloedige voldoeningen der heiligen. De aflaat is dus geen vergiffenis van zondeschuld, maar veronderstelt deze.

De aflaatleer der R.K. Kerk berust op het geloof in haar sleutelmacht (Matth. 18 : 18, Jo. 20 : 21-23), de plaatsvervangende voldoening van Christus en de gemeenschap der heiligen.

Deze sleutelmacht omvat niet enkel de vergiffenis der schuld, maar strekt zich ook uit tot kwijtschelding der voor God bindende zondestraffen. Zeker op de zielen in het vagevuur kan de Kerk de weldaad van de aflaat slechts toepassen bij wijze van voorbede, niet bij wijze van absolutie (vrijspraak).Oorspronkelijk was de aflaat een kwijtschelding van de kerkelijke boete, die de penitenten was opgelegd, bijv. door inkorting van de boetetijd (hieraan herinnert nog de telling volgens jaren en dagen). Vooral op voorspraak der belijders die ten marteldood gingen werden in de tijden der vervolging de boetewerken verminderd, verzacht en kwijtgescholden. In een zgn. vredebrief (libellus pacis), aan de bisschop te richten, schreef de martelaar, die zijn lijden voor een boeteling opdroeg, diens naam. Hieruit blijkt de opvatting der Kerk dat de voldoening van de martelaar de zondestraf van een ander uitboette en dat de kerkelijke overheid deze op de boetelingen kon toepassen. De aflaat in de huidige vorm heeft zich geleidelijk uit de vroeg-middeleeuwse practijk ontwikkeld. Werd eerst slechts een gedeelte van de boetetijd kwijtgescholden, tegen het einde der nde eeuw begon de Kerk naar aanleiding van de Kruistochten ook een volledige strafkwijtschelding te schenken.

Zulk een volle aflaat verleende Urbanus II aan de kruisvaarders op het concilie van Clermont (1095). In de Middeleeuwen kwam het veelvuldig voor, dat een aflaat werd verleend aan hen die bijdragen schonken voor de bouw van kerken, hospitalen of andere instellingen van sociaal nut. Dit zijn de zgn. aalmoezen-aflaten. Valt hierop principieel al niets aan te merken, feitelijk werd dit een bron van misbruiken. Daarbij kwamen ergerlijke praktijken van sommige zgn. aflaatpredikers (aflaathandel), welke aanleiding werden tot het optreden van Luther. Tegen de misbruiken vaardigde het Trents Concilie heilzame verordeningen uit.

Onder aflaatbul verstaat men het pauselijk schrijven waarin een aflaat wordt afgekondigd. Aflaatbrief (ook biechtbrief) is een op het eind der Middeleeuwen verbreid schriftstuk, waarvan de bezitter gerechtigd was zich een biechtvader te kiezen, die hem na rouwmoedige biecht van alle zonden, ook van de aan de paus gereserveerde gevallen, kon ontslaan. G. D. G.