Katholicisme encyclopedie

Prof. dr. J.C. Groot (1955)

Gepubliceerd op 02-01-2020

EREDIENST

betekenis & definitie

betekent in strikte zin hetzelfde als het Latijnse cultus, dat men zowel door verering als eredienst kan vertalen. Theologisch is cultus dan ook op te vatten als de akt of daad van de deugd der religie (godsdienstigheid) in haar onmiddellijke betrekking op God.

Deze deugd immers wijst met nadruk op de majesteit en de transcendentie van God en de afstand die er tussen creatuur en Schepper is. Daarom maakt zij ons geneigd onze afhankelijkheid van God als onze Heer en Schepper te erkennen, en deze in daden van aanbidding, dankzegging en smeking tot uitdrukking te brengen.

In overeenstemming met de geestelijk-lichamelijke natuur van de mens zal de cultus of eredienst niet louter in innerlijke, maar ook in uiterlijke daden zich tonen (inwendige en uitwendige eredienst). Omdat daarbij de mens van nature een sociaal wezen is, zal de eredienst niet enkel een private en individualistische aangelegenheid zijn, maar ook een openbaar karakter dragen (private en publieke eredienst).

Zo is liturgie, volgens de encycliek van Pius XII Mediator Dei (1947), openbare eredienst van inwendige en uitwendige aard, die door het gezag der kerkelijke gemeenschap geregeld en geordend wordt. De enig ware eredienst, die aan God behaagt, is de eredienst, door Christus in de volheid der tijden als Hoofd der nieuwe mensheid aan de Vader gebracht in volledige overgave aan Diens Wil (Hebr. 10 : 5— 11).

Alle heilige plaatsen vallen weg tegenover de éne tempel van zijn verheerlijkt lichaam (Jo. 2 : 21), middelpunt van een nieuwe eredienst, welke de Heer voltrekt in zijn Kerk, waar zijn tegenwoordigheid voortduurt, totdat Hij wederkomt. Alleen in gemeenschap met Hem, met wie wij door geloof en doopsel verbonden zijn, kunnen wij waarachtige eredienst brengen in gelijkvormigheid aan zijn totale onderwerping aan de Wil des Vaders.De katholieke theologie maakt onderscheid tussen de cultus latriae, de eredienst die uitsluitend aan God wordt gebracht, en de cultus douliae, de verering van engelen en heiligen. Volstrekt gesproken, wordt cultus slechts gebracht aan personen, om wille van hun waardigheid en excellentie; wanneer men ook zaken (beelden, relikwieën e.d.) vereert, dan is dat slechts om hun betrekking, waarin zij tot de vereerde personen staan. Daarom spreekt men van absolute en relatieve cultus.

Latreutische cultus (waarvoor men in onze taal het woord aanbidding voorbehoudt, terwijl men van Maria- en heiligenverering spreekt) is men ook verschuldigd aan Christus, de Godmens, zoals Hij in de hemel en onder ons in de Eucharistie verblijft, aan zijn Hart, dat als het levende symbool van zijn liefdevolle persoonlijkheid wordt beschouwd. De verering van de H. Maagd Maria ontvangt bij vele theologen, wegens de eigen plaats die zij in het heilsbestel inneemt, de speciale naam van hyperdoulia. Alle heiligenverering evenwel kan men opvatten als een indirecte cultus van God, wijl men in de heiligen de genadewerkingen Gods vereert en beroep doet op de hun door God verleende macht tot voorbede. G. o. G./j. c. G.