v.
I. (-en; -etje)[~ klinken]
1. lemmer, blank van een wapen: de van een → degen, → sabel, bajonet, → zwaard.
2. Uitbr. groot zwaard : over de jagen, laten springen, doden. Syn. → degen.
II. (-en) [msch. ~ Eng. to ding, kleven ; samenhangende klomp] Dicht, heuvel inz. dor duin.
III. Kling m. (-en) → Klingalees.