(‘sa:bəl) I m. (-s; -tje) [Rus. sabla]
I. Eig. gebogen zwaard met één snede: de was oorspronkelijk het wapen van meer oostelijke volken; met een zware gewapend; met getrokken -; vechter op -; de kleine Jan met een blikken -. Syn. → degen.
II. Metf. [min of meer overeenkomst in vorm]
1. metselaarsgereedschap bestaande uit een lang plat ijzer om blokken steen met mortel aan te stoppen.
2. zwaar plat hout met handvat om vlechtwerk aan te slaan.
II (-s) [Rus. sobol]
1. m. Eig. sabeldier.
2. o. Metn. geelachtig over grauwbruin tot grauwblauw bont van het sabeldier : een mantel met gevoerd.
3. o. Metf. [van 2] Wapenk. zwarte kleur : een leeuw van op gouden veld.