Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 30-06-2020

Kerkelijke Staat

betekenis & definitie

('kerkәlәkә) m. staat in Italië, door de paus bestuurd vanaf de VIIIste eeuw tot 1870.

Geschiedenis. De Kerkelijke Staat ontstond 756, door de schenking van Pepijn de Jonge, die 774 door Karel de Grote werd uitgebreid. Kernlanden er van waren Rome, de Campagna, Umbrië, de Marken en de Romagna. In 1810 werd hij door Napoleon verdeeld, doch bij de Vrede van Wenen (1815) hersteld. Vóór 1860 was hij 41187 km2 groot en telde 3,5 miljoen inw. De regering was in handen van de paus, bijgestaan door het kollege der kardinalen, met de kardinaal-staatssekretaris aan het hoofd.

Het pauselijk leger, dat vooral uit vreemde huurtroepen bestond, telde 16 000 man. Iu 1860 werd eerst de door de revolutie van 1859 losgerukte Romagna, later, na de overwinning der Piëmontezen bij Castelfidardo, ook de Marken en Umbrië met Sardinië verenigd. In september 1870 werden eveneens Rome en de Campagna ontroofd Pius IX en zijn opvolgers hebben nooit die annexatie erkend, evenmin als de garantiewet. Vandaar de Romeinse Kwestie. Deze werd 11 febr. 1929 opgelost door het Verdrag van Lateranen, waarbij Italië aan de H. Stoel de volledige eigendom toekent van de →: Vatikaanse Stad, van het paleis Gastel Gandolfo, de basilieken van Lateranen, Santa Maria Maggiore, Sint-Paulus buiten de Muren enz., en de H. Stoel de Italiaanse Staat erkent, met Rome als hoofdstad.

< >