Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 30-06-2020

honger

betekenis & definitie

('hongәr) m.

1. Eig. natuurlijke behoefte aan voedsel: een grote, razende -; hebben, krijgen, lijden; de stillen; van sterven, vergaan; grauw, zwart zien van de -. Gez. blaffen, rammelen van de - of hebben als een beer, een paard of scheel kijken, zien van de -, geweldig honger hebben; is de beste saus of de beste kok, geeft smaak aan de spijzen; is een scherp zwaard, is een hevige kwelling of men doet het onmogelijke om zich voedsel te verschaffen; maakt rauwe bonen zoet, doet de eenvoudigste kost lekker vinden. →: rank. Syn.→: appetijt.
2. Metf. hevige, onverzadelijke begeerte: naar eer en roem.

< >