(honga'rijә) o. staat in Europa. Hoofdstad: Boedapest.
1. Aardrijkskundig. 92 916 km2, 10 000 000 inw. 86 per km2. Hoofdzakelijk laagland (Kleine Hongaarse Laagvlakte en Grote Hongaarse Laagvlakte) door hoge gebergten omsloten. In de Grote Hongaarse Laagvlakte zijn er nog veel steppen (poesta’s) die veeteelt hebben doen ontstaan (paarden, koeien, varkens, pluimvee). De landbouw breidt zich uit waar bevloeiing mogelijk is.
Industrieën van meel, sterke dranken en suiker zijn op de landbouw gebaseerd. Vóór de Eerste Wereldoorlog was het meeste land in handen van ongeveer 500 grootgrondbezitters.
De bevolking bestaat uit Hongaren en wat Duitsers, die zich vroeger in het land hadden gevestigd als landbouwers en Hongarije (wapen van) mijnwerkers. Ongeveer 64% der bevolking is katoliek.
2. Geschiedkundig. De Hongaren of Magyaren, een volk van Finse afkomst, kwamen ± 890 van het Donen Volgagebied naar Pannonië, waar zij zich onder ARPAD vestigden. Zij ondernamen rooftochten naar het Balkanschiereiland en naar Duitsland, waaruit ze, na hun nederlaag 955 op het Lechveld, door keizer OTTO I werden verdreven. STEPHANUS I de Heilige verkreeg van paus Silvester II de koningskroon. Onder zijn opvolgers werden Kroatië, Slavonië en Dalmatië veroverd. GEIZA II (1141-1162) ontbood Vlaamse kolonisten naar Zevenburgen. Door de Gouden Bul, die ANDREAS II, vader van de H. ELISABETH, 1222 aan de adel moest schenken, werd de koninklijke macht sterk besnoeid. Van 1241 tot 1242 verwoestten de Mongolen het land, waarop Duitse en Italiaanse kolonisten werden ontboden. LODEWIJK I de Grote (1342-1382) bracht Hongarije tot hoge bloei. Onder SIGISMOND, die 1410 tot Duits keizer werd verheven, begonnen de invallen der Turken (1391), die door HUNYADI aanvankelijk werden afgewend maar door hun overwinning te Mohacs 1526 het zuidelijk gedeelte van Hongarije verkregen, dat eerst 1699 bij de Vrede van Karlovitz werd teruggegeven. Hierbij voegde de Vrede van Belgrado 1739 het gebied bezuiden de Save. In de plaats van de bij Mohacs gevallen LODEWIJK II werd aartshertog FERDINAND van Oostenrijk gekozen, waardoor Hongarije aan Oostenrijk kwam. JOZEF II voerde allerlei centralizerende en germanizerende hervormingen in, die weder moesten worden ingetrokken. Vanaf 1825 ontstond door Oostenrijks onverstandig en onstaatkundig optreden een nationale oppositiepartij die 1830 een eigen regering verlangde en 1848 openlijk de strijd aanbond. Na verschillende voordelen behaald te hebben, verklaarde, op KOSSUTH’S voorstel, Hongarije met Zevenburgen en Slavonië, zich 1849 onafhankelijk en de keizer van Oostenrijk vervallen van de troon. Met Ruslands hulp werden de Hongaren 9 aug. bij Temesvar verslagen, waarop hun diktator GÖRGEY zich overgaf. Hongarije werd van Zevenburgen en Slavonië gescheiden en 1850 tot een kroonland gemaakt. Na Oostenrijks nederlaag in de Duitse Oorlog 1866, bracht DEAK 1867 een vergelijk (Ausgleich) tot stand. Hongarije werd in zijn vroegere omvang hersteld, kreeg een eigen ministerie (eerste minister-president ANDRASSY), een eigen leger en gelijkstelling met Oostenrijk in de gemeenschappelijke aangelegenheden. Keizer FRANS JOZEF liet zich 1867 tot koning van Hongarije kronen. Sinds Hongarije een zelfstandige staat werd, streefden de Magyaren, als het overheersend volk, er naar, om geheel het land te magyarizeren, waartegen zich de andere volken hevig verzetten. Van 1913 tot 1917 was de sterke TISZA minister-president. Tijdens de Eerste Wereldoorlog streed Hongarije met de Centralen. Na de nederlaag riep KAROLYI de republiek uit en noodzaakte KAREL I (in Hongarije: KAREL IV) van de regering afstand te doen. Toen echter de buren grote gedeelten van Hongarije bezetten, werd onder de leiding van BELA KUN (maart 1919) een radenrepubliek met terrorisme volgens Russisch model ingesteld. In aug. 1919 moest BELA KUN voor de oppositie vluchten. Een gematigde „burgerlijke” regering kwam tot stand, die het Verdrag van Trianon ondertekende. Nieuwe staten, Tsjechoslovakije en Joegoslavië, werden met Hongaars grondgebied gevormd en Zevenburgen kwam aan Roemenië. Tweemaal in 1921 deed KAREL IV een vergeefse poging om het koningschap te herstellen. De tweede maal werd hij aan de Entente uitgeleverd door BETHLEN. Deze dreef ook te Boedapest de wet door welke de Habsburgers van de troon vervallen verklaart en deed veel voor de sanering der staatsfinanciën. De kroonpretendent OTTO verbleef enkele jaren op het kasteel te Steenokkerzeel. Een der hoofden der legitimisten was APPONYI. Het „Trianon-gebied” van Hongarije, d. i. zijn grondgebied, zoals dat in 1920 door het Trianon Verdrag was ingekrompen, werd in november 1938 door de scheidsrechterlijke uitspraak van Wenen vergroot met de „noordelijke gebieden” d.i. overblijfselen van Tsjechoslovakije. In 1939 kwam daarbij de Karpato-Oekraïne. Tijdens de Tweede Wereldoorlog (1939-1945) moest ten gevolge van een Duits-Italiaanse scheidsgerecht in 1940 Roemenië Transsylvanië aan Hongarije afstaan. Datzelfde jaar sloot dit laatste land zich bij het Driemogendhedenpakt aan. Na de oorlog in 1945 werd een agrarische hervorming doorgevoerd en ± 1 820 000 ha onder ± 800 000 boeren verdeeld. Als gevolg daarvan behaalde de eerder konservatieve partij der Kleinelandeigenaars een overwinning op de linkse partijen. Datzelfde jaar 1945 werd de Karpato-Oekraïne aan Rusland en 1946 Transsylvanië voorgoed aan Roemenië afgestaan. Van 1920 tot 1944 was HORTHY regent. Niettegenstaande de parlementaire meerderheid der Kleine-landeigenaars kregen vooral sedert 1948 de linkse partijen (kommunisten, socialisten enz.) beslissende invloed in de binnenlandse politiek.