Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 30-06-2020

hart

betekenis & definitie

o. (-en; -je)

I. Eig. rood spierachtig hol orgaan, in het menselijk en dierlijk lichaam, uitgangspunt van de bloedsomloop:het trekt zich beurtelings samen en zet zich weer uit; het klopt, popelt, slaat; het hart van de mens wordt beschouwd als de zetel van zijn gedachten, gevoelens en van zijn wil; het van een ➝ slang, van een ➝ vis.

Gez. aderlijk -, rechterhelft van het hart die het aderlijk bloed opneemt en naar de longen drijft; daar heb je het niet toe, de moed; dat gaat, ligt mij na aan het -, dat is mij dierbaar; dat gaat mij in het - of ter -e, ontroert, treft mij; een als goud, een edel hart; een van diamant, van steen hebben, geheel gevoelloos, hardvochtig zijn; geen hebben, hardvochtig zijn; geen in het lijf hebben, geen moed; gezond van -e, fris en gezond; voor een zaak hebben, liefde, toewijding; het ging niet van -e, niet met volle zin; het - of zijn aan iets ophalen, er volop van genieten; het hoog dragen, trots zijn; het keert mij om (in ’t lijf), het wordt me wee, misselijk, walgelijk; het op de rechte plaats dragen, hebben, rechtschapen zijn; het op de tong of op de lippen hebben, alles zeggen wat men denkt; het zonk hem in de schoenen, hij verloor al zijn moed; iemand een goed, kwaad toedragen, hem goed, kwaad gezind zijn: iemand een in ’t lijf spreken, hem moed inspreken; iemand een onder de gordel of de riem steken, hem moed geven; iemand iets op het binden, drukken, het hem met aandrang aanbevelen, in overweging geven; iemand in het kijken, tot zijn innigste gevoelens doordringen; iemand naar zijn -, naar zijn zin; iemands doen smelten, overmeesteren door medelijden; iemands doorboren, hem groot leed doen; iemands stelen, zijn genegenheid, liefde veroveren; iets niet over zijn kunnen krijgen, er niet toe kunnen besluiten; iets op het hebben, behoefte gevoelen om iets dat bekommert te uiten; iets ter -e nemen, er belang in stellen, zorg voor dragen; in - en nieren, door en door; in zijn hield hij veel van haar, was hij overtuigd, in zijn binnenste; met - en ziel, met al zijn krachten, heel zijn liefde; van (ganser) -e (hoor!), met volle genegenheid; van -e gegund, met liefdevolle oprechtheid; van zijn geen moordkuil of smoorkuil maken, zijn gedachten of gevoelens niet versmoren, vrijuit spreken; van zijn (g)een steen maken, (niet) ongevoelig zijn voor het leed van anderen; verheft uw -en, onthecht u aan het aardse; vrolijk van -, van gemoed; waar het vol van is, loopt, vloeit de mond van over, iemand kan niet zwijgen over zaken waar hij veel van houdt; zijn is goed geplaatst, hij heeft een goede inborst; zijn opeten, opvreten, veel verdriet hebben; zijn smelt weg van medelijden, hij is diep door medelijden geroerd; zijn vasthouden, angstig zijn voor de afloop van iets. ➝ dolk, God, grond, hartader, kind, mond, oog, pak, steen.

II. Metn.

1. plaats waar het hart zit: met de hand op het -; iemand aan het drukken, hem omhelzen. Syn. ➝ boezem.
2. hartedief: o mijn -je!

III .Metf.

1. hartvormig voorwerp: een van suiker, chocolade, marsepein; zij draagt een lint met een gouden aan de hals; een schild met -en.
2. binnenste: het van een boom, een vrucht; in het van een land, van Afrika; in het -je van de zomer, in het heetste gedeelte ervan.
3. kern: dat raakt het van de kwestie niet.

Enc. Het hart ligt scheef met de punt naar links. Bij de samentrekking stoot die punt tegen de wand der borstholte, waardoor de mening is ontstaan, dat het hart aan de linkerkant ligt. Het hart bestaat uit twee geheel van elkander gescheiden holten, een rechter- en een linkerhelft. Elk van deze helften is weer verdeeld in twee afdelingen, die door een opening met elkander in verbinding staan. De bovenste daarvan heet boezem of voorkamer, omdat het bloed alleen daar doorheen in de benedenafdeling of kamer kan komen.

Een klapvlies of klep verhindert het bloed van de kamer terug naar de voorkamer te gaan. Het hart is een dubbele zuig- en perspomp die het bloed oppompt en met grote kracht weer wegperst. Hierdoor ontstaat de ➝ bloedsomloop.