Synoniemen zoeken
Synoniem van hart
Synoniem van 'n ander trefwoord
Handwoordenboek synoniemen
J.V. Hendriks (1898)
Hart
Deze drie woorden duiden in figuurlijken zin de plaats aan, waar zich het uitgangspunt van het menschelijk gemoeds- en gevoelsleven bevindt. Van boezem is de oorspronkelijke beteekenis on¬bekend, in lateren tijd beteekende het de ruimte, welke zich voor op de borst bevond in een los omgeslagen kleed; verder duidde het het zich daaronder bevindende lichaamsdeel aan, en thans wordt het bij voorkeur gebruikt van een vrouwenborst. Boezem, als de zachtere uitdrukking, wordt figuurlijk bij voorkeur in die spreekwijzen gebezigd, die het denkbeeld meebrengen van koesteren, voeden. Bij hart en borst heeft men meer de aandoening van het gemoed op het oog, in het eerste geval let men meer op het gevoelige, in het laatste op de kracht. Eene slang aan zijn boezem koesteren. Bet kind rustte aan haar boezem. Zijn boezem lucht geven. Daarentegen zegt men: zich met de borst op iets toeleggen; tegen de borst stuiten. Het ligt hem na aan het hart. Zijn hart uitstorten. Daarnaast heeft boezem de beteekenis van bocht, zooals in zeeboezem.
Muiswerk Educatief
Muiswerk Educatief (2017)
hart
hart - zelfstandig naamwoord
1. orgaan in je borst dat het bloed door je lichaam pompt
♢ de dokter zei dat haar hart regelmatig klopte
1. heb het hart niet!
[waag het niet!]
2. iemand een hart onder de riem steken
[hem moed inspreken]
3. het gaat me aan het hart
[ik vind het heel jammer]
4. met hart en ziel
[met veel inzet en overtuiging]
5. van harte
[gelukwens bij verjaardag of ander feest]
6. het hart klopte in mijn keel
[ik was erg bang]
7. iemand iets op het hart drukken
[met nadruk tegen hem zeggen]
8. het niet over je hart kunnen verkrijgen
[het alsmaar niet kunnen doen]
9. iets op je hart hebben
[ergens over willen praten, maar het niet durven]
10. je hart bij iemand uitstorten
[hem al je problemen vertellen]
11. een hart van goud hebben
[erg vriendelijk en behulpzaam zijn]
12. een klein hartje hebben
[niet veel durven]
13. er je hart aan kunnen ophalen
[er enorm van kunnen genieten]
14. hart voor de zaak hebben
[er erg je best voor doen]
15. iemand een warm hart toedragen
[hem erg aardig vinden]
16. iemand op het hart trappen
[hem pijn doen met wat je zegt]
17. het hart op de juiste plaats hebben
[graag iets voor anderen doen]
18. het hart hoog dragen
[trots zijn]
19. je hart vasthouden
[je zorgen maken over de afloop]
20. met kloppend hart
[volg angstige spanning]
21. met de hand op het hart iets beloven
[ernstig en eerlijk]
22. dat is een pak van mijn hart
[een zorg minder]
23. iets ter harte nemen
[er rekening mee houden]
24. een hart van steen hebben
[gemeen zijn, geen rekening houden met anderen]
25. geen hart hebben
[geen menselijk gevoel]
26. weinig, maar uit een goed hart
[weinig, maar ik geef het graag]
27. van je hart geen moordkuil maken
[ronduit zeggen wat je vindt en voelt]
28. een gebroken hart
[liefdesverdriet]
29. waar het hart vol van is, loopt de batterij van leeg (MS)
[wie veel over een onderwerp te melden heeft, zal daar lang over twitteren]
30. naar hartenlust
[zoveel als je wilt]
31. je hebt mijn hart gestolen
[ik ben verliefd op je]
2. centrum
♢ hij woont in het hart van de stad
3. gedachten en gevoelens van een mens
♢ in mijn hart weet ik wel dat hij gelijk heeft
Zelfstandig naamwoord: hart
het hart
de harten
het hartje
Synoniemen
binnenste, gemoed, innerlijk
Tegenstellingen
uiterlijk