Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 04-02-2020

rood

betekenis & definitie

(ro:t)

A. bn. en bw. (roder, -st)
1. de kleur hebbend van bloed : vertoont zich aan het laagste einde van het spektrum, waar de stralen het minst gebroken worden; als bloed; handen van bloed; rode wangen; blank en -, wit en is de gezonde kleur; worden van drift, schaamte, schrik, spijt, toorn, verlegenheid, vrees; -worden tot achter zijn oren; - en verbolgen; - en bleek, bleek en worden; worden van de warmte; albino's hebben rode ogen; rode (met bloed belopen) ogen; gezwollen ogen; hij had zijn ogen gehuild; bloed-, donker-, hoog-, kers-, roze-, scharlaken-, vuurrood; zo als een kalkoen, als een kalkoense haan [nl. als zijn kam]; zo als een (gekookte) kreeft; zo als een koraal; zo als vuur; rode gloeihitte; vlees; rode rozen; rode aalbessen, appelen; rode wijn, (aalbessen-) jenever; pernambukhout; rode baksteen. kralen, robijnen; licht; de rode zonneschijf; rode sterren; rode verf, menie, inkt; met rode letters staan, stonden de namen der te vieren heiligen in de almanak; rode aarde, lak, was; krijt; kardinalen in gewaad: een boek in leer gebonden; rode suikeren bollen; rode balsem, zalf; Kaartsp. rode harten, ruiten. → bloed, cent, deur, dorp, draad, duit, graat, haan, haar, kam, lap, letter, oor, paspoort, republiek, roede, rodehond, rodekoorts. Bode Kruis, rodeloop, roodvonk, rug.
2.door rood gekleurd glas schijnend ; rode lichten.
3. ijb. erg, wraakroepend : al waren uw zonden nog zo (als scharlaken).
4. socialistisch, kommunistisch : de rode partij.
5. roodachtig bruin, roodbruin, ros : de rode najaarsbladeren; haar; reeds in de Romeinse Oudheid waren rode haren hatelijk; het rode (mensen-) ras; roodhuid, roodkoper.
6. roodharig : de rode Nelis; rode koeien; het Vlaams runderras.
7. roodachtig geel, rood-, goudgeel:-goud en wit zilver; goud is met meer delen koper dan zilver gelegeerd, geel goud omgekeerd. -
B. o.
I. Big, het rood (A1) zijn, rode kleur: het helder-van de daken ; het van een vlag; stieren willen geen zien; alle partijen zijn vertegenwoordigd, blauw, geel en -; Kaartsp. in het spelen; ziet op het vuur in de strijd; is de kleur van het lijden, van de liefde; morgen-, avondrood.

lI.Metn. [wat rood is]

1. blos: het van de wangen; schaamterood.
2. rode stof: in 't gekleed.
3. rode aalbessenjenever : een glas, fles -.
4. rode verfstof: Berlijns -; Turks -.
5. rode kleurstof : leggen op de wangen; strijken op de lippen.
6. planteziekte zich openbarende door rode vlekken : het op de bladeren van de pereboom.

< >