v. letterkunde in de Franssprekende landen, inz. Frankrijk ontstaan.
I. MIDDELEEUWEN
De middeleeuwen vormen een bloeitijdperk dat vooral heldendichten, lyriek, toneelstukken en kronieken heeft voortgebracht. De heldendichten worden naar de behandelde stof verdeeld in Gestes du Roi (Charlemagne), Britse of Graalromans en klassieke romans. Tot de eerste behoort o. a. de Chanson de Roland (XIde eeuw); CHRÉTIEN DE TROYES schreef beroemde Graalromans, waaronder Persival; de Roman d’Alexandre, de Roman de Troie zijn klassieke romans. Daarbij komen allegorische romans, zoals de beroemde Roman de la Rose XIIIde eeuw). Het dierenepos (Roman de Renard) ontstond uit dierefabels, die in groot aantal bewaard zijn gebleven o. a. het Ysopet van MARIE DE FRANCE (XIIde eeuw). De troubadours (in ’t zuiden), de trouvères (in ’t noorden), beide vormen van een woord dat gelijkstaat met het Middelnederlands vindere, beoefenden de lyrische poëzie, o. a.
RUTEBEUF in de XIIIde eeuw. Een groot lyrisch dichter in de moderne zin, is in de XVde eeuw VILLON. Het toneel, uit godsdienstige feesten ontsproten, uit zich in liturgische drama’s, mirakelspelen, mysteriën, kluchten (o. a. L’avocat Pathelin (1470), spelen van zinnen (Moralités) enz. Kroniekschrijvers van betekenis zijn VILLEHARDOUIN en JOINVILLE in de XIIIde, FROISSART in de XIVde en COMINES in de XVde eeuw.
II. NIEUWE TIJD
1. Renaissance. Twee stromingen beheersen de XVIde eeuw: de renaissance en de hervorming (met CALVIJN, AÜBIGNÉ enz.). De lyrische dichtkunst wordt beoefend door MAROT en door de Plejade (RONSARD, DU BELLAY, BELLEAU, BAÏF), het proza door RABELAIS, AMYOT, MONTAIGNE. In de toneelliteratuur onderscheidt zich JODELLE, in de ascetische letterkunde de H. FRANCISCUS VAN SALES. In de tweede helft der XVIde eeuw en in het begin der XVIIde wordt het groot klassiek tijdperk voorbereid door dichters als MALHERBE, prozaschrijvers als BALZAC en VOITURE, beiden bezoekers van het Hôtel de Rambouillet, waar de intellektuele elite vergaderde. RICHELIEU stichtte in 1635 de Académie française, in 1636 verscheen CORNEILLE’S Cid met buitengewoon sukses op het toneel en in 1637 gaf DESCARTES zijn Discours sur la Méthode uit.
2. Klassiek tijdperk. Onder Lodewijk XIV bereikt de Franse letterkunde haar hoogste bloei. Het toneel prijkt met nieuwe meesterstukken van CORNEILLE; RACINE en MOLIÈRE verrijken het met treur- en blijspelen; LA FONTAINE schrijft zijn ongeëvenaarde Fables, BOILEAU munt uit als satirisch dichter en wordt door zijn Art poétique „de wetgever van de Parnassus”. De kanselwelsprekendheid is vertegenwoordigd door BOSSUET, FLÉCHIER, BOURDALOUE, FÉNELON, MASSILLON, de wijsbegeerte en de zedenleer door de meesten onder hen, alsmede door PASCAL, LA ROCHEFOUCAULD, MALEBRANCHE, LA BRUYÈRE. Tevens treft men romanschrijvers en vertellers aan als Mlle DE SCUDÉRY, Mme DE LA FAYETTE, SCARRON, PERRAULT, terwijl Mme DESHOULIÈRES door haar gedichten, Mme DE SÉVIGNÉ en Mme DE MAINTENON door haar brieven letterkundige roem verwerven.
3. De XVIIIde Eeuw is vooral een wijsgerig tijdvak. Hier komen VOLTAIRE, MONTESQUIEU en J. J. ROUSSEAU op de voorgrond evenals de encyclopedisten D’ALEMBERT en DIDEROT. BUFFON, VAUVENARGUES, CONDILLAC, J. en X. DE MAISTRE munten in verschillende genres als prozaschrijvers uit. Het toneel, dat meestal slechts een afschaduwing is van het klassieke, wordt beoefend door VOLTAIRE, MARIVAUX, GRESSET, SEDAINE, BEAUMARCHAIS, M. J. CHÉNIER; de lyrische poëzie door L. RACINE, VOLTAIRE, GRESSET, ROUSSEAU, DELILLE, GILBERT, FLORIAN en A. CHÉNIER, de meest begaafde van allen. Tot de vertegenwoordigers van het verhalend proza behoren, met ROUSSEAU, VOLTAIRE en DIDEROT: LESAGE, SAINT-SIMON, PRÉVOST, MARMONTEL, BERNARDIN DE SAINT PIERRE. MIRABEAU en VERGNIAUD zijn beroemde politieke redenaars uit die tijd.
III. NIEUWSTE TIJD De XIXde en de XXste eeuw zijn een periode van weelderige, maar ongeregelde bloei.
1. De Romantiek beheerst de eerste helft der XIXde eeuw; begunstigd door Mme DE STAËL en CHATEAUBRIAND, openbaart zij zich vooral bij lyrici als LAMARTINE, DE VIGNY, V. HUGO, MUSSET, BARBIER, TH. GAUTIER, BANVILLE, Mme DESBORDES-VALMORE, waaronder enigen met sukses ook voor het toneel schreven. BÉRANGER is een bekend liederendichter. De dramaturgen DELAVIGNE, PONSARD houden nog aan het klassiek ideaal vast, terwijl SCRIBE, DUMAS père, het eerst met een romantisch drama voor het voetlicht kwamen. Als romanschrijvers of novellisten verdienen vermelding, behalve VIGNY, HUGO en DUMAS père: NODIER, MÉRIMÉE, SAND, ERCKMANN-CHATRIAN.
2. Realisme en Naturalisme. Reeds vóór 1850 was een kentering naar meer objektiviteit merkbaar. Aan die strekking dankt haar ontstaan de lyrische dichtersschool der Parnassiens, waarvan LECONTE DE LISLE, HÉRÉDIA, SULLY PRUD’HOMME, COPPÉE, DIERX, RICHEPIN de voornaamste vertegenwoordigers zijn. Ook de roman gaat de weg van het realisme op met BALZAC, SUE, FLAUBERT, BLOY, DE MAUPASSANT, BERTRAND, de gebroeders DE GONCOURT, A. DAUDET. Het toneel volgt met AUGIER, DUMAS fils, SARDOU, PAILLERON, LABICHE, terwijl BORNIER de klassieke richting is toegedaan. ZOLA zet de naturalistische roman in, BECQUE het naturalistische toneel. De romanschrijvers HUYSMANS in Frankrijk, LEMONNIER in België hebben, in de meeste van hun werken, dezelfde stroming gevolgd.
3. Symbolisme. Een reaktie tegen het naturalisme was het symbolisme in de lyriek (voorloper: BAUDELAIRE) met MALLARMÉ, VERLAINE, SAMAIN, DE RÉGNIER, de in het Frans schrijvende Vlamingen RODENBACH, VERHAEREN, VAN LERBERGHE, MAETERLINCK. In de roman uit zich die reaktie bij BARBEY D’AUREVILLY, VILLIERS DE L’ISLE-ADAM, SANDEAU, FÉVAL, FEUILLET, DE VOGÜÉ, CHERBULIEZ, ROD, A. FRANCE, BOURGET, LOTI, THEURIET, BARRÉS, de gebroeders ROSNY, M. PRÉVOST, BAZIN, BORDEAUX, GYP, FARRÈRE, ROLLAND en, na de Eerste Wereldoorlog, bij PROUST, A. GIDE, BARBUSSE, DUHAMEL, BENOIT, ESTAUNIÉ, MAUROIS, MAURIAC. Veel gelezen romanschrijvers zijn VERNE en AïMARD. HELLO is een bekend denker, BOTREL een gevierd liederendichter. De Franse lyriek weifelt nog tussen klassicisme en symbolisme. Neoklassieken zijn MORÉAS en AICARD; neosymbolisten Mme DE NOAILLES, FORT, PEGUY, JAMMES, CLAUDEL, VALÉRY. Het toneel staat dichter bij het leven in de werken van HERVIEU, DE CUREL, LAVEDAN, DE PORTO-RICHE, BATAILLE, DONNAY, BERNSTEIN, COURTELINE, ROMAINS. Nog half romanticus is de toneelschrijver ROSTAND. Als voornaamste geschiedschrijvers uit dit tijdperk zijn te noemen A. THIERRY, GUIZOT, THIERS, MICHELET, BOISSIER, TAINE, FUSTEL DE COULANGES, MASPÉRO, RENAN, OZANAM, LAVISSE, HANOTAUX, DE LA GORCE, BÉDIER, BREMOND, MÂLE, MADELIN, JULLIAN, LENÔTRE. De kritiek en de journalistiek worden beoefend door VEUILLOT, ABOUT, SAINTE-BEUVE, BRUNETIËRE, LEMAÎTRE, FAGUET, DOUMIC, LEVÈFRE, THIBAUDET; de wijsbegeerte door COUSIN, A. COMTE, TAINE, GUYAU, BOUTROUX, BLONDEL, BERGSON, , E. LE ROY, SERTILLANGES, MARITAIN, THIBON, SARTRE, CAMUS. Politieke redenaars zijn GUIZOT, BERRYER, MONTALEMBERT, THIERS, LAMARTINE, GAMBETTA, DE MUN, CLEMENCEAU, WALDECK-