bn. en bw. (-er. -t)
1. min of meer rechthoekig op de lengteas of de richting van een andere zaak : in -e richting; de duiven met -e takjes in de bek; een hout; een -e doorsnede; de straat oversteken. → dubbel, voet. Syn. scheef, schuin. Tgst. recht.
2. onhandelbaar, tegenstrevend : die jongen is altijd even -; dat zit hem nog (in de maag), dat hindert hem nog. → aankijken.