Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 29-06-2020

boeg

betekenis & definitie

(boech)

I. m. (-en)
1. Eig. schouders, borst van een paard : het paard is stijf in de -; het is mij tegen de -, tegen de zin; nog veel voor de hebben, nog veel te doen, te wachten hebben.
2. Metf. voorste gebogen gedeelte van een → schip : een fijnbesneden, holle, magere, ronde, vette, volle -.

Gez. de wenden, omkeren : het over alle -en wenden, het op alle manieren beproeven; het over een andere draaien, gooien, wenden, van koers veranderen of het op een andere wijze beproeven of over wat anders gaan spreken. II. Boeg. v.

1. rivier in Rusland 768 km.
2. zijrivier van de Weichsel.

< >