('af) (schafte af, heeft afgeschaft)
1. niet langer houden : zijn rijtuig, een tijdschrift –. Syn. →: afdanken.
2. doen ophouden : gebruiken, de slavernij –. Syn. herroepen, intrekken. Tgst. →: inbrengen.
3. zich verder onthouden van : sterkedranken, het roken –.