('av) (dankte af, heeft afgedankt)
1. heuselijk afwijzen : een minnaar -.
2. uit de dienst ontheffen : werklieden -. Syn. afschaffen, afscheid geven, afzetten, ontslaan. Tost. aanwerven.
3. er zich niet langer van bedienen : rijuig en paarden -.
4. buiten gebruik stellen : een kleed -.
afdanking v. (-en).