Ditheid verwijst naar de aanwijsbare, intrinsieke eigenschappen van iets-op-zichzelf, zoals een levend wezen of een object. Dit altijd-al-daar-zijn, het iets-op-zich en het eigene, krijgen betekenis toegekend en worden zo een Watheid, die de niet-materiële aspecten omvat. Het objectieve, naakte ding (Ditheid) wordt een subjectief aangeklede werkelijkheid (Watheid).
Ditheid in de betekenis van concreet, enkelvoudig en op zichzelf staand, vertoont overlappingen met begrippen als singulariteit, particularisme, contingentie, uniciteit, primaire substantie, ultieme realiteit, Dasein (Duits) en Haecceitas (Latijn voor ‘ditheid’). Ditheid overdrachtelijk wordt dan het objectieve, naakte ding op zich. Voorbeelden zijn een levend wezen, een geluid, een voorwerp, een machine, een blok marmer of een god.
De Watheid voegt aan bovenstaande Ditheid iets toe. Wat die immateriële toevoeging omvat, hangt af van de omstandigheden. Watheid of wat-iets-betekent raakt aan begrippen als betekenisgeving, context, transsubstantiatie, symbool, tweede orde observatie, co-creatie, onbepaaldheid, Erewhon (anagram van 'nowhere'), Sosein (Duits) en quidditeit (vernederlandsing van Lat. quidditas of ‘wat’). Watheid overdrachtelijk wordt dan een subjectief aangekleed ding. Voorbeelden zijn een goede uitvaart, John Cage’s 4’33’’, Duchamp’s urinoir, iemand de rug toekeren, een stille tocht, een beeld van Rodin, Godslicht, en meer.
Ditheid en Watheid verschillen, maar hun verhouding vertoont agonisme, is agonistisch (én, én) in plaats van antagonistisch (óf, óf). Ditheid kan in Watheid worden omgevormd tot wat het zou kunnen of moeten zijn ( Deificeren of vergoddelijken ), en omgekeerd kan Watheid (‘meer-dan-een-ding’) worden omgevormd tot Ditheid (reificeren). Deze dynamische bewegingen vinden voortdurend plaats. De betekenis van Ditheid en Watheid is dat Ditheid bestaat dankzij Watheid. Ditheid vergaat, maar Watheid blijft. Dit suggereert dat Watheid – hoe we met elkaar en de natuur omgaan – waarschijnlijk belangrijker is dan de Ditheid op zich.