Betekenisgeving is aan materiele en immateriële dingen iets van waarde geven. Betekenisgeving geeft aan alles, hoe licht ook, een zeker gewicht.
Soms staat een eenmaal gegeven betekenis muurvast. Zoals de kaarsrechte grenzen van landen in het Midden-Oosten en Noord-Afrika, de waarde van onze unieke Westerse cultuur of het heilige geloof binnen sommige gemeenschappen. Een schijnbaar in beton gegoten betekenis van een collectief spelende kwestie vraagt om onderzoek. Een relevante onderzoeksvraag is dan in wiens belang de overheersende betekenis werkt. Betekenisgeving heeft immers met de uitoefening van macht te maken.
Betekenisgeving ontstaat uit een tweede orde observatie. Zo krijgt bijvoorbeeld een epifanie of openbaring voor iemand zeer grote betekenis. Een ander voorbeeld is de compositie 4’33’ van John Cage. Nadien veranderde de betekenis van stilte ingrijpend. In ons land ontstonden zelfs stiltegebieden. Marcel Duchamp gaf aan een gewone pisbak een nieuwe strekking. Deze conceptuele gebaren van Cage en van Duchamp drukken lichamelijkheid uit. Hebben de kunsten op hun kop gezet. Zorgden voor nieuwe interpretaties. Betekenisgeving is een dynamisch proces. Onder invloed van gekenterde opvattingen staan ook identiteiten zoals gender onder druk. De betekenis van LHBT+ blijkt fluïde.
De relatie machtsuitoefening/ betekenistoekenning geeft aan dat als iets binnen de samenleving ‘betekenis krijgt’, in principe iedere toegekende betekenis ook veranderbaar is.