Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 31-10-2023

Wormerveer

betekenis & definitie

WORMERVEER, het Noordlijkste der vier Zaanlandsche dorpen, aan de Westzijde van de Zaan gelegen, slegts met eene kleine tusschenruimte van het Dorp Zaandijk gescheiden. Even als alle de overige Dorpen, is het in de lengte gebouwd, op eene ultgestrektheid van een klein half uur gaans.

De gedaante van Wormerveer verschilt van die der overige belendende dorpen. Deeze bestaan, voor het meerengedeelte, uit eene dubbele reij Huizen, te midden van welke, langs een Binnenweter, de gemeene weg loopt. Te Wormerveer, daarentegen, ziet men slegts eene enkele reij, langs welke de gemeene weg, onmiddelijk langs den boord des Zaanstrooms, zich heenen strekt. Hier en daar, aan de Westzijde der Plaatze, vindt men eenige Paden, met Huizen dicht betimmerd.De naamsoorsprong van Wormerveer is ligtelijk naa te gaan. In een Veer of Overvaart van de Westzijde van den Zaan, na het tegenovergelegen, veel ouder Dorp Wormer, moet dezelve gezogt worden. Reeds in den aanvang der Zestiende Eeuwe vinden wij den naam van Wormerveer vermeld; men telde ’er toen slegts veertien of vijftien geringe huisjes, van Visschers bewoond, die, om de goede gelegenheid, tot het drijven van die neeringe, zich aldaar hadden neergezet. In het Dorp Westzaanen gingen deeze hunnen openbaaren Godsdienst verrigten. De afgelegenheid dier Plaatze, gevoegd bij het toeneemend getal der bewooneren, was oorzaak dat men zich ten Bisschoplijken Hove te Utrecht vervoegde, met het verzoek om bij hunne Huizen eene Kapél te mogen bouwen. De Pastoor van Westzaanen, inziende de redelijkheid der bede, zijn eigen belang ter zijde stellende, ondersteunde dit verzoek.

Met bewilliging des Bisschops FREDERIK VAN BADEN, verleende ook de Graaf van Holland, PHILIPS VAN BOURGONDIE, daar toe verlof. De grond, op welken, zedert, de Kerk en het School gestaan hebben, was de plaats, alwaar men het Bedehuisje bouwde.

Wormerveer, in getal van Huizen en bewooneren, allengskens toeneemende, bleef ook niet misbedeeld van de rampen en verwoestingen, welke de Spaansche Onlusten, geduurende, vooral, een goed gedeelte der laatste helft van de Zestiende Eeuwe, medesleepten. Men hadt hier van, inzonderheid, de droevige ervarenis, in den Winter des Jaars 1574. De Spanjaards, van Assendelft eenen keer na Wormer gedaan, en dat Dorp deerlijk hebbende uitgeplonderd, koelden, in hunnen terugtogt, hunnen wreeden euvelmoed op Wormerveer, ’t welk zij in de assche leiden. Naa deezen ramp, en toen de tijden eenigzins bedaarder aanzien hadden verkreegen, maakte men wel haast, eenen aanvang met de herbouwing der Plaatze. In den Jaare 1613 telde men 'er vierennegentig Huizen, welke, naa een tijdverloop van vijfentwintig jaaren, tot honderdzeventig waren aangegroeid. Tegenwoordig vinden wij, volgens echte bescheiden, het getal der Huizen op driehonderdtweeëndertig begroot; zij worden bewoond van vierhonderdeenënnegentig huisgezinnen, bestaande, zo jongen als ouden, in alles uit ongeveer vijftienhonderdvijftig hoofden, boven de vier jaaren oud.

De Gereformeerde Kerk is het meest in ’t oogloopende gebouw van Wormerveer. Zints het Jaar 1638 tot in den Jaare 1654, hadden de inwooners deezer Plaatze, de Hervormde Leere toegedaan, met die van het nabuurig Zaandijk, eenen Leeraar in gemeenschap. Zo om het toeneemend getal van bewooneren, als om den aangroeienden rijkdom, op de eene en andere plaatze, wierdt men, in het laatstgenoemde jaar, te raade, met wederzijdsch genoegen de uitwendige gemeenschap te breeken, en voor ieder Dorp eenen Leeraar te beroepen. In den Jaare 1638 wierdt van de Hervormde Kerke de eerste steen gelegd, door eenen JAN ALEWYNT. JACOBUS BORSTIUS, eerste Leeraar der vereenigde Gemeente, maakte, voor de eerste maal, gebruik van het gewijde gestigt, tot een godsdienstig oogmerk, op den zesëntwintigsten van de maand Julij des Jaars 1639. Van de drieënnegentig Kerkelijke Ledemaaten, uit welke, ten dien tijde, de Vereenigde Gemeente bestondt, woonden ’er achtëndertig te Wormerveer. Eene echte opgave volgende, mogen wij, terwijl wij dit schrijven het getal op ruim vierhonderdvijftig begrooten.

Een treffend bewijs van den toeneemende bloei der Plaatze. Bij den eersten aanleg vertoonde de Kerke een langwerpig gebouw, staande genoegzaam Oost en West, hebbende den Toren aan het Westeinde. Deeze gedaante behieldt het gewijde gestigt, tot in den Jaare 1767, wanneer men, om het toeneemend getal der Toehoorderen, welke dikmaals geene voegzaame plaats konden vinden, zich genoodzaakt vondt, het gebouw te vergrooten. Dit geschiedde door middel van eenen vleugel aan de Zuidzijde: waardoor her Gebouw thans de gedaante van eene halve Kruiskerk vertoont. Naar de oude wijze van Kerkversieringe, ontmoet men hier een goed aantal beschilderde glazen, met de Wapens van aanzienlijke persoonen en lieden pronkende.

Het Raadhuis, ’t welk nabij de Kerk staat, en in den Jaare 1735 gebouwd wierdt, hoewel het van binnen de vereischte gemakken heeft, maakt van buiten niet veele vertooning. Voorts ontmoet men ’er, in dien zelfden omtrek, het Dorpschool, met eene wooning voor den Schoolmeester, als mede een Huis voor den Leeraar der Hervormden.

Reeds van vroege tijden hadt men te Wormerveer twee Gemeente van Doopsgezinden; nog tot heden toe hebben zij aldaar stand gehouden. De eene behoort tot de Waterlanders, de andere tot de Friezen. De Vergaderplaats der Waterlandsche Doopsgezinden staat ten Noorden, niet verre van de Gereformeerde Kerk. Het getal der Ledemaaten zal thans om en bij de honderdzeventig bedraagen. Door een besoldigden Leeraar, van elders beroepen, worden zij thans bediend, in de plaats van zo genaamde Liefde-predikers, welke voorheen uit het midden der Broederschap plagten verkoozen te worden.

De Vergaderplaats der andere, de Friesche Doopsgezinden genaamd, staat een weinig ten Zuiden der Gereformeerde Kerk, omtrent in ’t midden van het Dorp. In den Jaare 1644 wierdt de predikplaats gebouwd, en, negentig jaaren daar naa, herbouwd, en in haare tegenwoordige gedaante gebragt. Even als in de andere, plagt men hier, in vroegere tijden, Leeraars uit het midden der Broederschap, te verkiezen. Thans wordt de predikdienst waargenoomen door eenen besoldigden Leeraar, die aan het Kweekschool der Doopsgezinden te Amsterdam, vergaderende bij den Toren en het Lam, zijne bevordering heeft ontvangen. Volgens eene geloofwaardige opgave zou het getal der ledemaaten deezer Gemeente thans tweehonderdvijfëntwintig bedraagen.

Tweederlei Roomschgezinden ontmoet men te Wormerveer, welke ’er ieder eene Statie hebben. De eene, uit dus genoemde Jansenisten bestaande, is zeer gering; zij bestaat uit slegts zes of zeven huisgezinnen. Van hier dat zij geenen eige Priester hebben, maar door dien van het nabuurig Krommenie, nu en dan, bediend worden. Veel talrijker zijn de andere Roomschgezinden; men telt ’er weinig minder dan zestig huisgezinnen, en onder deeze eenigen van de vermogendste en aanzienlijkste inwooners der Plaatze. Tot in den aanvang des tegenwoordige jaars hadden zij geene Kerk, maar waren genoodzaakt, elders hunnen Openbaaren Godsdienst te gaan waarneemen. Met het begin des voorgaanden jaars maakten zij toestel, om dit gebrek te vergoeden. In de maand Januarij des tegenwoordige jaars was het gestigt in zo verre voltooid, dat het, ter staatelijke godsdienstverrigtinge, plegtig wierdt ingezegend.

Drie Wees- of Armenhuizen telt men, zedert weinige jaaren, te Wormerveer. Voorheen, naamelijk, plagten de Opzieners der onderscheidene Gezintheden, gelijk ook de Armevoogden, hunne Weeskinderen en bejaarde behoeftigen, ginds en elders, bij de burgers te besteeden. Dit hieldt stand tot in den Jaare 1783. Diakenen der Gereformeerde Gemeente wierden, in het gemelde jaar, te raade, een afzonderlijk Huis aan te leggen, om in het zelve hunne Armen, geene Huiszittenden zijnde, nevens de behoeftige Weeskinderen te onderhouden. Zij huurden daar toe een Huis, en droegen het bewind daar over, en van de gehuisvesten, aan eenen Binnenvader en eene Binnenmoeder op. Bekrompen intusschen, was deeze wooning, naar gelange van het getal der inwooneren. Dit zag de Burger PIETER BALTUSZ, een Man van vermogen, en Burgemeester der Plaatze.

Van hier dat hij aan Diakenen de edelmoedige aanbieding deedt van een Huis en Erve, om het in vollen eigendom te bezitten, mids hetzelve tot een Weeshuis wierdt bekwaam gemaakt. In de maand November des Jaars 1786 betrokken de Weeskinderen hunne nieuwe wooning.

Het nu verlaatene huis bleef daarom niet nutteloos. De Bezorgers der zo genaamde Gemeene of Dorpsarmen namen de verlaatene huisvesting over, met oogmerk om ’er hunne Armen in te plaatzen. Dit geschiedde nog op den zelfden dag, op welken de voorgaande bewooners dit Huis hadden veriaaten.

De Diakenen der Waterlandsche Doopsgezinde Gemeente, overtuigd van de nuttigheid van dusdanig eene Stigtinge voor de behoeftigen, tot hunne Gezinte behoorende, volgden het voorbeeld hunner dorpgenooten, in den Jaare 1790, door het aanleggen van een Wees- of Armenhuis.

Behalven de nu gemelde, ontmoet men nog eene Stigting te Wormerveer, tot een liefdaadig oogmerk bestemd. Dezelve draagt den naam van het Blaauwhofje, naar deszelfs stigter, den Burger DIRK BLAAUW, een Man van groot vermogen, en beroemd door zijne Papiermakerijen. Men telt in dit Hofje tweeëntwintig wooningen, welke, voor even zo veele huisgezinnen geschikt, verhuurd worden.

Wormerveer, in de Banne van Westzaanen gelegen, heeft, in de Regeering daar van, met Zaandijk en Koog, een vierde deel, en daar in, doorgaans, één Schepen en twee Vroedschappen; in het huishoudelijke van het Dorp worden zij als Burgemeesters aangemerkt.

Groot was het getal der Schippers, welke, in voorgaande dagen, hier plagten te woonen, en met koopmanschappen, voor eige rekening op Groningerland, Friesland, Groningen, Overijssel, Zeeland, Braband, Vlaanderen en andere gewesten voeren. Genoegzaam geheel heeft deeze handel opgehouden. Gehuurde schepen worden thans daar toe gebezigd. Schoon niet zo menigvuldig, als in vroegere tijden, vindt men ’er, egter, nog heden een vrij aanzienlijk aantal Molens, tot Olieslagerijen, Papiermakerijen, Pelderijen, Verfmaalerijen, en andere nutte oogmerken dienende. Ook heeft men ’er etlijk Stijfzelmakerijen. Terwijl de Koopman daar mede zijn voordeel doet, heeft ’er de arbeidsman een eerlijk bestaan van.

Zie Beschrijving van de Zaanlandsche Dorpen.

< >