Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 02-01-2023

WIERINGENWAART

betekenis & definitie

eene aanzienlijke streek lands, in het Noordlijk gedeelte van Noordholland, aan de vaste Kust ten Zuidwesten van het Eiland Wieringen, en aan twee kanten aan de Zuiderzee, of liever aan de Waardgronden grenzende. Zekere ADRIAAN MARTENSZOON KOETENBURG, Burger te Alkmaar, door veelvuldige waarneeming hebbende opgemerkt, dat de Slijk, in dien streek, doorgaans hooger lag dan in den reeds bedijkten Polder de Zijpe, begreep dus de mogelijkheid en het voordeel der bedijkinge.

Diensvolgens vervoegde hij zich, in den Jaare 1597, bij ’s Lands Staaten, met verzoek om Oktrooi. Hij verworf hetzelve, op zeer gunstige voorwaarden van vrijheid van belastingen, voor een zekeren tijd, voor hem en zijne regt verkrijgenden: mits, nogthans, dat de Bedijking, binnen het tijdverloop van zes jaaren, voltooid en in de behoorlijke orde moest volvoerd zijn. Men ging dan aan het werk, doch, bij gebrek aan arbeiders, vondt men, in den Jaare 1603, zich genoodzaakt, een uitstel van nog zes jaaren te verzoeken; die ook verleend wierdt. Gebrek aan stoffe tot de Dijken deedt, van nieuws, het werk vertraagen; zo dat men dezelve ligter maakte, dan het oorspronklijk Ontwerp inhieldt. ‘t Welk ten gevolge hadt, dat door eenen zwaaren storm, in de maand Februarij des Jaars 1610, verscheiden gaten in den Dijk scheurden. In den Jaare 1612 moest men dan, ten tweede maale, een uitstel van nog vijf jaaren verzoeken; binnen welke het werk gelukkiglijk tot stand kwam. Bjj meeting bevonde men, in den Jaare 1632, achttienhonderd tweeëntachtig, of, volgens anderen, vijfennegentig Morgens Lands. ’Er stonden toen tweeëntwintig Huizen. DIRK BURGER, Schrijver van het Kronijk van Medenblik, verhaalt, hoe hij, in den Jaare 1708 , de Wieringerwaart doorwandelende , aldaar honderdnegenënveertig Huizen, vijf groote Watermolens en den Meelmolen hadt geteld; ’t welk den toeneemenden bloei der landstreeke genoegzaam aanwijst. De Gereformeerde Kerk wierdt ’er in den Jaare 1633 gestigt; zij staat in het Noordiijk gedeelte, en wordt door haaren eigen Predikant bediend , die onder de Klassis van Alkmaar behoort. De Doopsgezinden, die hier zeer talrijk zijn, en missehien het grooste gedeelte der inwooners uitmaaken, hebben ’er insgelijks eene Vergaderplaats, staande aan het Zuideinde van de Waart, aan den Ouden Frieschen Dijk. Zij staan in gemeenschap met die van Barsingerhorn, en worden, nevens dezelve, door éénen Leeraar bediend. De landen van de Wieringerwaart worden onder de beste en vrugtbaarste van gansch Nederland gerekend. Men heeft ’er meest Bouw, doch ook eenige Weilanden. De Regeerng bestaat in Dijkgraaf, die tevens Baljuw is, en vijf Heemraaden, die tegelijk het ampt van Schepenen bekleeden. Aan hun is een Penningmeester en een Sekretaris toegevoegd. Voorts heeft men ’er een Kollegie van acht Hoofd-Ingelanden, die uit de ingelanden verkoozen worden.Zie HALMA, Tooneel; Tegenwoordige Staat van Hollnad, Deel VIII.

< >