een Dorp, in het Friesche Kwartier Oostergo, behoorende tot de Grietenij Westdongeradeel, in welke het den derden rang bekleedt, en veertien Stemmen uitbrengt. Het Dorp is van weinig aanziens, en wordt meest van Visschers bewoond.
De Leeraar der Plaatze neemt ook den predikdienst in het nabuurig Nes waar. Door afspoeling heeft dit Dorp, van tijd tot tijd, veel geleeden. Wierum (en hier uit kan, in het voorbijgaan, de Oudheid van dit Dorp worden opgemaakt) was de geboorteplaats van LUDGERUS, eersten Bislchop van Munster, een vroom en godvreezend man, die, tot de bekeering der Friezen, veel moeite heeft gedaan, en wiens Grootvader , WRYFING genaamd, hoewel toen nog geen Christen, aan WILLEBRORD en WINFRID, uit Engeland herwaarts overgezonden, zeer behulpzaam is geweest; waarom hij dan ook, door den Heidenschen Koning RADBOUD, uit Friesland wierdt gebannen.Zie WINSEMIUS, Kronijk van Friesland, HALMA, Toneel.
WIEUWERT
een Friesch Dorp, onder het Kwartier Westergo, in de Grietenij Baarderadeel, alwaarnhet den vijfden rang bekleedt, en slegts elf Stemmen uitbrengt, Men vindt ’er eene Gereformeerde Kerk, weleer eene Parochiekerk, aan den H. NIKOLAAS toegewijd, en die thans, nevens de Gemeente van Britswerd, door eenen Leeraar wordt bediend, behoorende onder de Klassis van Sneek. In overoude tijden, toen de dus genoemde Middelzee een groot gedeelte van de Provincie Friesland bedekte, ’t welk, zedert, in vrugtbaar land is veranderd, bezat Wieuwert eene aanmerkelijke uitgebreidheid, en was een zeer aanzienlijk Dorp; men telde 'er bij de honderdtachtig Huizen, meest bewoond van Vissschers, welke, in gemelde Middelzee, ter neeringe voeren. Het optdroogen van dien Waterplas was de bron van het verval des Dorps.
Van verscheiden aanzienlijke adelijke Kasteelen of Staten, is heden ten dage niets anders dan eenige hooge Wieren voorhanden. De schoone State Thetinga is ‘t langst in weezen gebleeven, en veele jaaren de woonplaats geweest van het aanzienlijk Geslagt van WALTA. Naderhand wierdt dezelve, door Koop, de eigendom van de geestdrijvende Gezinte der Labbadisten, en was, zedert, in de wandeling, bij den naamvau het Wieuweerder Bosch bekend. De State verkreeg toen de gedaante van een Klooster, in ’t welk, onder andere, de geleerde ANNA MARIA SCHUURMAN zich begaf. Merkelijk gerugt ontstont ’er, te Wiewert, in een Jaare 1765, ter gelegenheid, dat in een der Graven binnen de Kerk, het Lijk eener Vrouwe wierdt gevonden, ’t welk, hoewel het aan zekere kenmerken, bleek, meer dan honderd jaaren aldaar te hebben gelegen, nog gaaf en ongeschonden was, in gevolge eener eenvoudige balzeminge. Straks ging het gerugt uit, dat dit het Lijk der straks genoemde ANNA MARIA was; en het vondt geloof bij allen, die niet wisten, dat de vermaarde Vrouw buiten de Kerk, op het Kerkhof was begraaven. De nieuwsgierigheid, om de zeldzaame overblijfzels te zien, deedt, dag aan dtag, een sterken vloed van mernschen, van heind en verre, na Wieuwert stroomen. Om opschudding te voorkoomen, wierdt geraaden gevonden, het Lijk wederom onder de aarde te stoppen. De boven gemelde Thettinga-State is nog heden, doch slegts onder de gedaante eener aanzienlijke boerderije, aanweezig.
Zie Tegenwoordige Staat van Friesland.
WIGBERTUS
van geboorte een Engelsman, was een man van deugdzaamen inborst en godvrugtige gezintheden. Al vroeg begaf hij zich na Ierland. Deels uit versmaading der waereld, deels uit zucht voor een eenzaam en afgezonderd leeven, nam hij aldaar zijn verblijf ten platten lande. Tot twee oogmerken maakte hij zich deeze afzondering ten nutte: hij maakte groote vorderingen in de vermeerdering van kundigheden, en de beoeffening van den Cnristlijken Godsdienst, volgers de denkwijze dier tijden; hij versterkte, daarenboven, zijne godsdienstige gezintheden. Met deeze noodige begaafdheden toegerust, ging WIGBERTUS scheep na Friesland, met oogmerk om de nog Heidensche bewooners van dat Gewest tot het Christendom te bekeeren. Met grooten ijver en standvastigheid besteedde hij twee jaaren aan dat godvrug tig werk, doch met weinig vrugts, van wegen de hardnekkigheid der landzaaten. Naa verloop van dien tijd keer hij hij daarom na lerland terug. Volgens zommigen overleedt hij in de eerzaame wooning, tot welke hij, naa zijne terug, komst, wederkeerde. Volgers anderen zoude hij, andermaal, en wel in gezelschap van WILLEBRORDUS, eenen keer na Friesland gedaan hebben, en, geduurende dit verblijf, op last van den befaamden Koning RADBOUD, gedood zijn.
Zie BEDA; WINSEMIUS,[i] Kronijk van Friesland.