Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 31-10-2023

SURICH

betekenis & definitie

bij verkorting, meent men, dus genoemd, voor Zuiderig, zo veel als Zuiderhoek, naar deszelfs gelegenheid aan den Frieschen Zeedijk. Het is een Dorp in het Friesche Kwartier Westergo, onder de Grietenij van Wonzeradeel, na genoeg ter halven wege tusschen de Stad Harlingen en het Vlek Makkum.

Het getal der Huizen, die hier en daar verspreid staan, is zeer gering. Voor eenige jaare heeft men de Kerk afgebroken, doch den vrij zwaaren Toren in weezen gelaaten, alzo dezelve voor de Schepen, die den Vliestroom bevaaren, tot eene Baak verstrekt. Zurich brengt, in de zaaken der Grietenije, elf Stemmen uit. Nabij dit Dorp, ten Zuiden, strekt de Zeedijk rechtstreeks Zeewaarts uit, na genoeg na het Zuidwesten, waarop dezelve, ijlings, eene wending na het Zuidoosten neemt. Vermids de Dijk hier niet zeer zwaar is, en door deszelfs gedaante en legging op en bij den uitsteekenden hoek een zeer sterke Stroom liep, was men, ’t eenigen tijde, voor eene doorbraak bedugt: waar door een aanmerkelijk gedeelte der Provincie een prooi der Zeegolven zou geworden zijn.

Om dien ramp te voorkoomen, wierdt men, meer dan eene halve Eeuw geleeden, te raade, door het leggen van eenen zo genaamden Slaaperdijk, daar in te voorzien. Met de straks gemelde twee uitsteekende dijkstreeken, maakt dezelve een regelmaatigen, bijkans rechthoekigen Driehoek uit. Met veel oordeel, en genoegzaam in den smaak van den vermaarden Westkappelschen Dijk, op het Zeeuwsche Eiland Walcheren, is deeze Slaaper aangeleid; als zijnde van eene aanmerkelijke hoogte, en van binnen en van buiten met eene langzaame glooijing afloopende.

< >