was een Genuees van aanzienlijke afkomste en geboorte, en vermaard als een ervaren Bevelhebber ter Zee. In den Jaare 1599 voerde hij, in dienst des Konings van Spanje, zes Galeien na de Nederlanden.
Om hem te onderscheppen, zonden de Staaten eenige Oorlogschepen na de Hoofden. Onder begunstiging des winds, en gepaste Zeemanschap gebruikende, liep hij zo digt langs de Fransche Kust, dat hij in Vlaanderen behouden binnen kwam. Hij liep in de Haven van Sluis binnen, van waar hij de Zeeuwsche Kusten in gestadige onrust hielde. Meer dan eens raakte hij in gevegt met de Staatsche Schepen, onder andere met zes Oorlogschepen, met welke hij, in ’t gezigt van Vlissingen, een bloedig Zeegevegt hiedt. Merkelijke schade bragt SPINOLA, in het volgende jaar, den Staatschen toe, doordien hij een goed aantal Vaartuigen onderschepte, belaaden met mondbehoeften voor het Leger, ’t welk toen in Vlaanderen lag. Doch de Heer VAN WARMOND tastte hem vervolgens aan, en zette hem het behaalde voordeel rijklijk betaald. Naa dit verlies deedt SPINOLA eenen keer na Spanje, om nieuwe versterking van daar te haalen.
In de maand October des Jaars 1602 nam hij de reize aan na Vlaanderen, met zes Galeien. Doch vermids men, hier te Lande, van zijne aannaderinge niet onkundig was, hadden eenige Engelsche en Staatsche Oorlogschepen zich in het Kanaal vervoegd, om hem den doortogt af te snijden. De eerstgenoemden kreegen de Galeien ’t eerst in ’t oog, en gaven ’er aan de anderen kennis van. De Galeien zogten, digt onder de Engelsche Kust, de vijanden te ontroeien; doch de Staatschen schooten zo hevig op haar, dat zij twee van dezelve, met hunne Kogels, geheel doornagelden, en vervolgens, met hunne zwaare schepen, overzeilden en aan spaanderen stieten. Eene Galei verongelukte, op de hoogte van Calais, door de onkunde van haare Stuurlieden; twee andere vervielen op de Vlaamsche Banken, en wierden, zwaar beschadigd, te Nieuwpoort binnen gesleept. ’Er was dus nog ééne Galei overgebleeven.
Op deeze bevondt zich SPINOLA zelve, met een aanzienlijken schat van tweemaal honderdduizend Dukaaten. Hij dreef af, met den wind, tot op de hoogte van de Zeeuwsche Stroomen, doch bergde zich, eindelijk, met groot gevaar, in de Haven van Duinkerken. Eene landing op het Zeeuwsche Eiland Walcheten was den Spaanschen Admiraal, geduurende dit jaar, mislukt. Die te leurstelling wilde hij, in het volgende jaar, verbeteren.
Ten dien einde liep hij, op den zesëntwintigsten Maij des Jaars 1603, met acht Galeien, uit de Haven van Sluis. Onder bevel van den dapperen Admiraal JOOST DE MOOR, hadden drie Staatsche Oorlogschepen en twee Galeien voor dezelve post gevat. SPINOLA, de zon en den wind in zijn voordeel hebbende, klampte de Staatsche schepen aan boord, in de Wielingen. De overmagt was aan zijne zijde, alzo hij een goed aantal Muskettiers, de Staatschen, daarentegen, zeer weinige Soldaaten binnen boord hadden. De Matroozen moesten derhalven, hier het voornaamste werk verrigten. Zeer hevig wierdt ’er, van weerkanten, gevogten.
SPINOLA, met woorden en daaden, de zijnen voorgaande, ontving, eindelijk, in zijn lichaam eenen Kogel, die hem wegnam. Daarenboven sneuvelde ’er zeer veel van zijn volk. De Galeien moesten eindelijk de wijk neemen na Sluis, en den Admiraal DE MOOR in ’t bezit van het Slagveld laaten.