Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 25-01-2023

Poll

betekenis & definitie

VAN DE POLL, een deftig Amsterdamsch Geslagt, verscheiden van welks Leden, zo wel aan de Raadzaal als aan de Beurse der Stad, tot stevige Steunpilaaren gediend hebben. Een van hun, en de vroegste, dien wij op de Regeeringslijst vermeld vinden, was HARMEN GYSBERTSZOON VAN DE POLL; hij wierdt in den Jaare 1593 Kommissaris, twee jaaren daar naa Raad, en vervolgens, in den Jaare 1599, voor de eerste maal, Schepen der Stad, welke waardigheid hij naaderhand acht maalen heeft bekleed, de laatste in den Jaare 1614.

Zedert schijnt hij in de ongenade des Stadhouders te zijn vervallen. Althans vindt men aangetekend, dat wanneer Prins MAURITS, in den Jaare 1618, binnen Amsterdam de Regeering kwam verstellen, HARMEN GYSBERTSZOON VAN DE POLL een van de zeven Raaden was, die van hunne Vroedschapsplaatzen verlaaten bleeven. Eenigen tijd naa ’s Prinssen overlijden, in den Jaare 1629, wierdt hij in zijnen rang hersteld, en op den eed, in den Jaare 1595 gedaan, in de Vroedschap van nieuws aangenomen. ’s Jaars te vooren hadt hij reeds wederom zitting gekreegen in Schepensbank, en zat ’er, vervolgens, nog driemaalen, in den Jaare 1629, als Voorzittende, in 1631, en andermaal als Voorzittende in den Jaare 1632. JAN VAN DE POLL, in den Jaare 1638 Kommissaris, in 1640 Schepen, zes jaaren daar naa Raad, en eindelijk, in den Jaare 1653, tot de Burgemeesterlijke waardigheid verheven. Zesmaalen bekleedde hij, zedert, dien hoogaanzienlijken post, de laatste reize in den Jaare 1672. Merkelijk deel hadt de Heer VAN DE POLL, in dat rampzalig jaar, aan de versterking der Stad, tegen de aannadering der Franschen, toen men dezelve dagelijks in 't hart van Holland, misschien voor de poorten van Amsterdam, verwagtte. Veel onaangenaams wedervoer den Burgemeester in dat jaar, ter zaake van het bewaaren der Sleutels van Stads Poorten en Boomen. Gewoonlijk wierden dezelve bewaard aan ’t huis van eenen der Burgemeesteren; doch de Burgerij, voorgeevende dezelve aldaar niet veilig te agten, wilde dat ze op de Hoofdwagt in ’t Stadhuis zouden gebragt worden. Dit geschiedde eenigen tijd; doch wanneer, in de maand Augustus des gemelden jaars, de beurt, om de Sleutels te bewaaren, op den Heer VAN DE POLL viel, vonden Burgemeesteren geraaden, het oude gebruik wederom te volgen. Doch naauwlijks hadt het gemeen hier van de lucht bekoomen, of ’er ontstondt onder hetzelve merkelijke beweeging. Tegen ’t afgekondigde bevel, bragten de Schutters de Sleutels op ’t Stadhuis, uitgezonderd die van den Nieuwenbrugsboom; agtervolgens den bekoomen last, namen de daar toe afgevaardigde Burgers gang met dezelve na het huis van Burgemeester VAN DE POLL. Muitende streeft hier op het Volk derwaarts, eischende de Sleutels. Toevallig bevondt zich de Burgemeester HENRIK HOOFT ten huize van zijnen Amptgenoot. Ten huize uit getreeden, brengt hij der menigte onder ’t oog, dat de Sleutels aldaar volkomen veilig waren; dat Burgemeesteren ’er niets mede konden uitvoeren, zo lang de Burgerij de Poorten bewaakte; en genomen, een Burgemeester wilde den schelm speelen, door de Poorten voor den vijand te openen, zo als men dwaaslijk waande, niets ware gemaklijker, dan zulks te beletten. Vrugtloos waren alle deeze redenen; de oproerigheid groeide ’er tegen aan. De Burger-Kapitein FREDRIK BEEREWOUTS, gehuwd aan eene dogter van Burgemeester VAN DE POLL, gesterkt met eenige gewapende Schutters en Vrijwillige Ruiters, moest voor den muitenden aandrang wijken. ’t Stondt nu geschapen tot eene plondering, en vloogen de steenen reeds door de glazen, wanneer de Burgemeester, om dien ramp te voorkoomen, met de Sleutels aan de deur verscheen, vraagende wie dezelve moest hebben? Een dronkaart greep daar na; doch een ander man, wat bescheidener, zogt ze hem te ontweldigen totdat ze, eindelijk, door eenige Schutters aangenomen, en op ’t Stadhuis gebragt wierden.

De opschudding voor ’t Huis van den Heere VAN DE POLL nam hier mede een einde. De grond van alle deeze beweegingen, was, misnoegen der Gemeente op zommige Regenten, onder andere op onzen Burgemeester, tegen welke men een vermoeden hadt opgevat, als meenden zij het niet eerlijk met de Stad en 't Vaderland. Dit bleek uit de Adressen, in de Doele ontworpen, welke duidelijk oogden op verandering in de Regeering. In een vinnig Schimpschrift wierdt de Heer VAN DE POLL bij naame genoemd. Nevens de overige Burgemeesteren en Raaden, wierdt hij daar in betigt "als hebbende helpen smeeden de verdoemde zamenzweering van het Eeuwig Edikt, en de Acte van Seclusie, en gearbeid aan de gruwelijke verraaderije van DE WITTE Loevesteinsche factie, alleen uit eigen regeerzucht en genot van de Souvereiniteit, zoekende het loffelijk Huis van Oranje en Nassau tot de grond toe uit te rooijen, en om (zeggen de Stellers) ’er onze kinderen tot Slaaven en Contrabutarissen van Vranckrijk te maaken.” Het oogmerk, met dit zot geschrijf bedoeld, wierdt met ’er daad bereikt. Volgens aanschrijven van Prinse WILLEM DEN III, wierden de Heeren VAN DE POLL en Mr. LAMBERT REINST van de Burgemeesterlijke waardigheid en van hunne Vroedschapsplaats ontzet. Andere ondergingen een diergelijk lot.

— Behalven de reeds gemelden, hebben nog anderen van dit geslagt in het Burgemeesterlijk gestoelte gezeeten: te weeten, de Heer HARMEN HENRIK VAN DE POLL, in den Jaare 1745, en Mr. PIETER VAN DE POLL in den jaare 1748. De laatstgenoemde, buitenstijds, in de plaats van den overleedenen Mr. DIRK TRIP, aangesteld, wierdt, bij de buitengewoone verandering, in de maand September van dat jaar, door den Stadhouder van zijnen post verlaaten. De Heer JAN VAN DE POLL, thans nog in leeven, wierdt, bij de merkwaardige verandering, in den jaare 1787, door zijne Hoogheid den Prins Stadhouder, nevens andere tot Burgemeester aangesteld. Andere Regeeringsposten worden nog door leden van dit Geslagt bekleed.

< >