Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 19-04-2022

FLORIS DEN IV

betekenis & definitie

van dien naam, was de zoon van WILLEM DEN I, en werd Graaf van Holland, Zeeland, enz. in het Jaar 1223. Hij had den naam van een dapperheid, en boven gemeen moedig in de Tournoispeelen te zijn. Zijn eerste oorlog was tegen den Bisschop van Utrecht, ter hulpe van de Gelderschen. De Graaf van Gelder had de Kooplieden, die onder het gebied van den Bisschop stonden, te Lobeth aangehouden, bij wijze van wederwraake dat de Gelderschen, die in Zalland woonden, door den .Bisschop met schattinge matig bezwaard waren, door de amptlieden, aldaar aangesteld. De Zallanders of Overijsselschen hielden het met Gelderschen, die mede van oordeel waren, dat hun ongelijk was aangedaan. De Bisschop, daar doorgaande gemaakt, voegde zijne magt bij die van Munster, en van zijnen broeder HERMAN, en maakte zig dus meester van de Veluwe. Graaf OTTO VAN GELDER trok hem te gemoet; niet verre van Arkel kwam het tot een hoofd treffen, waar in OTTO de nederlaag bekwam, en tevens daar door veele vestingen verloor.

Nogthans herstelde hij zig, zogt hulpe bij den Hertog van Limburg, en begaf zig, kort na den gemelden slag, wederom te velde; hij durfde evenwel geen nieuw gevegt wagen, zig voldaan houdende met den Bisschop in zijnen loop te stuiten. Doch toen deeze (steeds voortging, wendde OTTO zig tot zijnen Neef FLORIS DEN IV; deeze, ter zijner hulpe, zijn volk ingescheept hebbende, kwam de Lek af, en deed een inval in het Sticht. Hij nam het Slot Gijn in , en verbrandde ’t Slot Boekhorst. De Utrechtsche Bisschop ontbood hier op zijnen broeder, den Bisschop van Breemen en trok tegen FLORIS op. In dit hachlijk tijdstip bewerkte de Pausselijke Legaat den vrede, op voorwaarde dat Zalland zou blijven aan den Bisschop; voor het regt, weik OTTO daar op meende te hebben, zou aan hem worden afgedaan, het gantsche Land en Slot van Clistra en St. Odelienburg. Voorts zou de Bisschop aan FLORIS betaalen, voor de gemaakte onkosten, 800 mark. Dit alles viel voor in het Jaar 1223, of kort daar na, onder het bestier van Bisschop OTTO VAN DER LIPPE. Op dien zelfden tijd werd beslist, een geschil tusschen den Bisschop en Graaf FLORIS DEN IV, over het stoppen van den Dam bij Zwadenburg, bij eene Akte van deezen ïnhoud.,, Conradus, door Gods barmhartigheid, Bisschop van Porto, en Kardinaal van St. Rufina, Legaat van den Apostolischen Stoel, allen Christen menschen zaligheid in den Heere. Als ’er disput was tusschen de Bisschop van Utrecht, en de Graaf van Holland, over het Graafschap Friesland, en over de stopping van den Dam bij Zwadenburg, als ook over de verwisseling van enige dienaaren van den Bisschop en den Graave, welke dingen alle publilijk gedetermineert geweest zijn, tusschen zal: gedachtenis: THEODERICUS, Bisschop van Utrecht, en WILLEM, vader van de Graave voornoemd: zo is ’er in onze tegenwoordigheid, met haar beider toestemminge en met raad van de voornaamste der Utrechtsche Kerke en beiderzeits Officieren, dusdanig een akkoord getroffen, dat ’er zeven sluizen gesteld werden, ter plaatze die men wendelijk noemt, waar van de Graaf zegt, dat de Bisschop ’er vier moet Stellen, en de Bisschop daarentegen, dat hij ’er niet meer dan drie moet stellen. Hier over is dus beslooten: Bij aldien vier mannen van den Graaf, WILLEM VAN TYLINGEN, WlLLEM VAN EGMOND, HUGO VAN NAALDWYK, en JACOB, Burggraaf van Leiden, bij ede van een ieder der zelve willen verklaaren, dat voor ons en den Aartsbisschop van Keulen, zal gedacht, te Duisburg uitgesprooken is geweest dat de Graaf drie sluizen zou moeten stellen, en den Bisschop vier, zo zal men zulx onverbreeklijk aanneemen en naarkomen. Maar indien de voorsz, vier mannen, van des Graaven zijde, zodanigen eed niet willen sStellen aan vier raden van des Bisschops zijde, die doemaals als deeze zaak te Duisberg, voor ons en voor den Aartsbisschop der gemelde Kerke heeft gediend, present waren, te weten, WOUTER, Proost van St. Pieter, GOOZEWYN, Proost van St. Jan, GYZELBERT VAN AMSTEL, en ARNOUD LOEF, dat dan een derzelver zweeren zal, hoe ze dan getermineert is geweest, en zal ten wederzijde onverbreeklijk onderhouden worden. Actum in Utrecht, in het Hof van „ den Bisschop. Prent, den Eerw. Domdeken, WOUTER, Proost van St.

Pieter.
B. Proost….. W. VAN SALVATOR, G. VAN S. JAN, A. S. Marien Deken. T. C.Graaf van Goor, BOUDEWYN, Graaf van Benthem, WILLEM VAN BRONCHORST, HENDRIK VAN DEN BERGE, FREDRIK VAN REDEN, GERARD VAN ROCHEM, ALARD VAN BURGH, DIRK VAN VALKENBURG, ALFER VAN YSSELMONDE, GYSELBERT VAN AMSTELLE, GERRIT VAN DOLRE, ARNOUD VAN LOEF, DIDERIK VAN WASSENAAR, en FILIPS zijnen broeder, OTTO SPYDRAGER, van Zeeland, DIRK RAAPHORST, BOUDEWYN VAN RODENBURG, en GYSBERT DE SWARTE, in het Jaar 1225, den 7 Februarij.’’

FLORIS, dus met den Bisschop verzoend zijnde, verleende hem zijnen bijstand, tegen RUDOLPH, Kastelein van Koeverden. Maar dewijl de Bisschop, in deezen tijd, zeer ongelukkig omkwam, wist Graaf FLORIS te bewerken, dat zijn Neef WILLEBSAND , Bisschop van Paderborn, in het Jaar I233, in plaats van den gesneuvelden, gekooren werd. In het Jaar 1233 was FLORIS DE IV mede tegenwoordig in den togt tegen de Stadingen. Men wil dat de Hollanders 300 Schepen aanvoerden tegen die ongelukkigen, die van ketterij beschuldigd waren, en meest allen door het zwaard werden omgebragt. Deeze Stadingen, of Stedingen, woonden niet verre van Hamburg, aan de westzijde van de Wezer, Landwaarts in. Eerst hadden zij moeten oorlogen met die van Breemen, welks Bisschop, in het Jaar 1230, tegen hen optrok , met een groot Heirleger. Reeds in den eersten aanval werd zijn broeder HERMAN VAN DER LIP verslagen; ‘t welk zulk een verbaasdheid onder de Bremers veroorzaakte, dat zij niet meer durfden aanvallen; doch teffens zodanige verbittering bij den Bisschop uitwerkte, dat hij, uit wraak, hun bij den Paus aan klaagde, en als afschuwelijke ketters voordroeg. FLORIS, van dien togt, bij welken weinig eer was ingelegd, te rug gekeerd, leefde niet lang daar na. Zijne gewoonte was, zig te laaten vinden bij alle Tournoispeelen, in vreemde Landen, in welke hij doorgaans den prijs behaalde. Volgens de algemeene verhaalen, die, echter, vrij bedenkelijk zijn, had de Gravin VAN CLERMONT, eene jonge schoone vrouw, gehuwd, gelijk men wil, aan den ouden Graave VAN CLERMONT, van zijne bekwaamheid en lof zo veel hooren spreeken, dat zij, ter voldoeninge van haare begeerte, om hem te mogen zien, haaren man zo lang bad, om een Tournoispel te doen afkondigen, als zig verzekerd houdende, dat Graaf FLORIS van Holland niet zou nalaaten aldaar te verschijnen, dat hij ’er, eindelijk, in bewilligde, en de Stad Corbie tot de plaats bepaalde. Graaf FLORIS zuinde niet zich aldaar te laaten vinden, verzeld van Graave DIRK VAN KLEEF. Hij werd, door de Duitsche Ridders, tot hoofd verkooren, en de Heer VAN NIELLE tot dat der Franschen . FLORIS, om zijnen roem te bewaaren, wierp verscheiden Ridders in ’t zand.

De Graaf VAN CLERMONT, hoe wel oud van Jaaren, wapende zig daar op, nam de Fransche Ridders aan zijne zijde , omringde, met den Heer NIELLE, FLORIS en de zijnen, en sloeg hem trouwlooslijk dood, op den 14 Augustus, van het Jaar 1234 of 1235. Graaf DIRK VAN KLEEF schoot hier op met de Duitsche Ridders toe, om den dood van zijnen Neef te wreeken , bragt den Graaf VAN CLERMONT om ’t leven, en verjoeg den Heer NIELLE. De Graaf VAN CLERMONT, wil men, zou FLORIS enkel uit jalouzij hebben omgebragt, om dat hem, door zijne Gemalin, teveel lof wierd toe gezwaaid.

BARLANDUS zegt ’er dit van:

„ FLORIS tot den Tournoi gekomen, klom de jonge Gravin tot boven in haar huis, op dat zij van de hoogte hem des te beter zou konnen beschouwen; zij zig onbondig in zijnen lof uitlaatende, begon haar man te begrijpen, dat hem een minnaar van haar voor ’t oog gebragt was; deshalve nam hij heimelijk eenige gewapende bij zig, ging heimli jk naar de strijd plaats, en vermoorde den onschuldigen Graaf, die geen kwaad vermoede. Zijn iijk werd te Rhijnsburg gebracht, en door de Duitsche Ridders treffelijk begraven.”

Zie daar een verhaal, het welk alle voorkomen van geloofwaardigheid heeft. Wij twijfelen niet, of FLORIS is in een Tournoispel omgekomen; doch de plaats en de omstandigheden stemmen In alles, behalven met de waarheid, overeen; het behoort dus onder die verhaalen, welke men fabelen noemt. Om dit ons zeggen te bewijzen, zullen wij drie zaaken in aanmerking neemen: 1. het Jaar; 2. de plaats; 3. den persoon van den Graaf VAN CLEMONT. WAGENAAR verschilt met veele oude Chronijken ; hij stelt, in plaats van den 14 Augustus, den 18 of 15 Julij, en wel bepaaldelijk nog geen maand na de overwinning van de Stadingen. De hoofden der togtgenootcn , die tegen hem waren opgetrokken, waren, de Hertog van Braband en Graaf FLORIS. ALBERTUS VAN STADEN, toen te Breemen woonende, was de naatste getuige van de nederlaag der Stadingers, en noemt den dag den 26 Junij; elken dag wij voor den waaren mogen houden, alzo het op eenige dagen vroeger of laater niet aankomt. Gemelde A. VAN STADEN zegt, op het Jaar 1214, van den 24 Junij spreekende; Hier bleef Graaf HENDRIK van Olderburg, en met hem negen andere pelgrims; maar de Graaf van Holland weer thuis gekomen, is in een Steekspel bij NOVIAGIUM dood gebleeven. Het gebeurde, derhaiven, niet terstond na zijne wederkomst, maar, onbepaaldelijk, na dat hij' naar huis gekeerd was. Veel waarschijnlijker is het dan, dat dit ongeluk eenige tijd daar na zal gebeurd zijn. JOH. VAN LEIDEN stelt het op het Jaar 1235; en in dat Jaar moet het ook gebeurd zijn; want den 8 Januarij, in liet Jaar 1236 weet men met zekerheid, dat FLORIS niet meer in wezen was. Vreemd is het, echter, dat de Fransche Schrijvers, die van zo veele Tournoispelen gewagen, van dit te Corbie niets schijnen geweten te hebben.

Wat aangaat de plaats; bovengemelde ALBERTUS VAN STADEN zegt NOVIMAGNUM, doch meld niets van eenen Graaf VAN CLERMONT; dus men hier zo wel kan denken aan Nijmeegen, als aan Noijon, ’t welk, in ’t Latijn, ook Novidunum, om thans te zwijgen van veele andere Steden, bij den naam van Noviomagum bekend. Doch van waar MELIS STOKE en anderen Corbie gehaald hebben, is een raadzel. WAGENAAR verstaat ’er, bij A. VAN STRADEN, Noijon door; en, echter, verkiest hij mede Corbie, om dat de meesten van dat gevoelen zijn. Maar waarom heeft men niet gedacht aan Clermont, daar men zegt den onderstelden ouden Graaf Heer van geweest te zijn? Maar was die Heer te Corbie of te Noijon? beide Steden , gelegen in de daad in Picardijen, maar buiten het Graafschap Clermont, ’t welk geheel beslooten was in het Landschap Beauvais, en daarom genoemd werd Clermont en Beauvaisis, ter onderscheiding van Clermont en Auvergne. De Keusche Chronijk brengt ons nog verder van huis. want daar in leezen wij : als he (FLORIS DEN IV) regeert hadde die Graefschaff vursz XII Jaer, want he erslagen, in CRABATEN van aen Greven van CLAREMONTE in THIJSOPNIO XIIIJ, Kal. Augusti; moetende daar in , door Crabaten, verstaan worden Croatien. Doch JAN VAN LEIDEN stelt mede Corbie in de Oude Rijmen, door BOXHORN aangehaald, leest men insgelijks, dat met de waarheid niet overeendemt. En dus blijft Corbie onzeker. Doch iaaten wij zien, of de persoon van den Graaf VAN CLERMONT ons uit den droom kan helpen.

Eerst zou men konnen vraagen: had hij geen naam ? en dan is het antwoord, neen: want hij was niet aanwezig. Het Geslacht der voorige Graaven VAAN CLERMONT, reeds uitgestorven zijnde, in het Jaar 1218 , door het overlijden van TETBALDUS of TIEBAUT, vereenigde FILIPS AUGUSTUS, Koning van Frankrijk, dat Graafschap met de Fransche kroon, en gaf het vervolgens aan zijnen jongden zoon FILIPS; die, in het Jaar 1233, in den ouderdom van niet meer dan 33 Jaaren, stervende, naliet een éénige dogter, nog jong, en die, in het Jaar 1236, in den echt trad, en tot haaren dood GravinnE VAN CLEMONT geweest is. Zij, geene kinderen nalaatende,schonk LODEWYK DE IX het Graafschap aan zijnen zoon ROBBERT, Stamvader van ’t huis van Bourbon. Met zekerheid biijkt hier uit, dat FILIPS, Graaf van Clermont overleden is, oud 33 jaaren, in het Jaar 1223, en dat FLORIS leefde in het Jaar 1234, toen ’er geen Graaf van Clermont meer was, maar slegts eene jonge Gravin, En dus ziet men dan de fabelagtigheid deezer vertellinge.

FLORIS stierf dan, onzeker waar, in den bloei zijner Jaaren, na een Regeering van 12 Jaaren. Zijne Gemalin was MACHTELD, dochter van Hertog HENDRIK VAN BRABANT, bij welke hij verwekte: WILLEM DEN II, Roomsch Koning; FLORIS en ADELHEID, Gravinne van Henegouwen, en MARGRETHA, Gravinne van Hennenberg.

LANGENDYK was, met anderen, in den waan, dat FLORIS te Corbie, uit minnenijd, door den Graaf van Corbie, wierd omgebragt. Dit blijkt uit de regels, door dien Dichter onder ’s Graaven afbeeiding gesteld,

Is dit Graaf FLORIS beeld die Utrecht had besprongen

Maar edelmoedig Stad en Bisschop heeft gespaard ?


Die’t heir der Stadingen, van ketterij vermaard,

Ten dienst der Geestelijkheid met wapens heeft gedwongen,

Is dit de Ridder in
t Tournoispel neergeveld,

Wijl Klermonds schoone vrouw hem liefde scheen te draagen,

Was ’t om zijn heldendeugd, dan moet ik de oudheid vraagen,

Waarom bedekt de helm het aanschijn van den held?


Zie de Schrijvers, bij FLORIS DEN I gemeld.

< >