vermaard Schilder,werd te Cleeve, alwaar zijn vader Stads Rentmeester was, in het Jaar 1616 gebooren. In zijne jeugd werd hij door zijn ouders , in zijne Geboortestad, in een zijde-stoffewinkel besteld; maar het leed niet lang, of zijn meester klaagde, dat GOVERT meer werk maakte van mannetjes te tekenen en te knippen, dan van den winkel. Het ongenoegen zijns vaders maakte hier in geene verandering ; integendeel werd zijn lust tot tekenen langs hoe grooter: waar aan veel toebragt de kennis, die hij gemaakt had met een Glasschilder, dien hij gestaag, zo veel de tijd hem toeliet, ging bezoeken. Zi|n Patroon gaf hem, zo als men zegt, de zak, en berigtte aan den vader, dat het beter zoude zijn, een Schilder van hem te maaken. Zijn vader verbood hem het tekenen met allen ernst, en zeide dat hij hem eerstdaags op een Comptoir te Amsteldam zou bezorgen.
GOVERT, altoos nagegaan wordende, en nergens vrij zimde, dan op zijn Slaapkamer, kocht, voor zijn speelgeld, tekengereedschap en prenten, ontfutzelde de meiden kaarslicht, en tekende gantsche nachten, naar prenten, die de Glasschilder hem leende; tot dat zijn vader hem op zekeren nacht verrastte, alles aan stuk scheurde, en vervolgens GOVERT met slagen naar bed dreef. Na verloop van eenigen tijd, kwam LAMBERT JACOBZE, beroemd Schilder, en Leeraar der Doopsgezinden te Leeuwaarden, zijne Geloofsgenooten te Cleeve bezoeken. De ouders van GOVERT gingen hem hooren. en kreegen toen een gantsch ander denkbeeld van de Schilders en van de Schilderkonst. Thans gelukte het GOVERT, bij LAMBERT besteld te worden, om de konst te leren. GOVERT zo dra hij op eigen wieken drijven kon, verliet zijnen meester, en begaf zig naar Amsteldam, daar hij, door middel van eenige aanzienlijke bloedverwanten, terstond gelegenheid vond om proeven van zijne konst te geeven, De manier van REMBRANT was. in dien tijd, de algemeene smaak; al wat daar aan niet voldeed, kon niemand behaagen. GOVERT vond geraden, zig een Jaar onder dien vermaarden Meester te oeffenen. Het gelukte hem, REMBRANT zo wel na te bootzen, dat verschelden van zijne stukken voor die van REMBRANT verkogt werden. Doch met den tijd veranderde ook de smaak; en helder schideren kreeg op nieuw de overhand. Geene kleine moeite kostte het FLINK, die aangewende manier weder aftewennen. Te Amsteldam begaf hij zig in huwelijk, met een jonge juffer, wier vader te Rotterdlam Bewindhebber der O.
I. Maatschappij geweest was, en toen met haare moeder binnen deeze Stad woonde. Deeze zijne braave vrouw werd hem, in het Jaar 1649 , na dat zij hem één zoon gebaard had , door den dood ontrukt.FLINK bouwde, kort na zijn huwelijk, een fraaije Schilderzaal, met groote lichten. Op de bovenlijst zag men de Borstbeelden der Keizeren, en voorts veele fraaie afgietzels, naar de beste marmeren antiken; tusschen beide veele vreemde gewaden, harnassen,schiet- en steekgeweer; ook oude kostbaare fluweelen, en andere mee goud geborduurde Tapijten, gekomen uit het Hof van den Hertog van Cleve, en, door den Keurvorst van Brandenburg, aan FLINK geschonk en; waar voor hij verscheiden stukken, en daar onder het Pourtrait van den Keuvorst, los en geestig, doch tevens buiten gemeen uitvoerig, geschilderd had; een stuk, ’t welk den Keurvorst zo wel behaagde, dat hij hem deszelfs afbeeldzel, om zet met diamanten, ten geschenke zond. FLINK was niet alleen een gunsteling van deezen Vorst, maar ook van JAN MAURITS, Vorst van Nassau, en Stadhouder van Cleve en Mark, die hem meenigmaal, als hij te Amsteldam kwam, bezogt.
FLINK bezat de deugd, van een vijand te zijn van gezelschappen, waarin onmaatig gegeeten en gedronken werd; ook kwam hij zelden in de Schilders bijeenkomsten, ochschoon hij anders niet afkeerig van menschen was. Des zondags, na de
Godsdienstoeffening vermaakte hij zig, in 't bijzijn van eenige voorname Konstminnaars, als de Heeren SIX en UITENBOGAART, die uitmuntende Cabinetten van Italiaansche Schilder en Papierkomt bezaten, waar van hij zelf mede een aanzienlijken voorraad verzameld had. Onder zijne eigen stukken muntten uit, twee Korporaalschappen Schutters, van Welke het eene nog te zien is, op de Groote Zaal, nevens den schoorsteen, in de Kloveniersdoelen te Amsteldam. Naderhand belust wordende op grooter onnerneemingen, op het voetspoor van RUBENS en VAN DYK, wees hij die geenen van de hand, welke een Pourtrait van hem begeerden. Van zijne Konstukken, is nog een te zien, voor den schoorsteen , in het vertrek van Heeren Burgemeesteren, op het Stadhuis van Amsteldam, daar MARCUS CURTIUS, met een gerecht van wapen vergenoegd, de geschenken der Samniten veracht; als mede in de Raadzaal een groot stuk, verbeeldende SALOMON, God om wijsheid biddende. Een diergelijk stuk, maar kleinder en met minder bijwerk, vereerde hij aan zijne Geboortestad Cleeve, waar voor hij, met brieven van den 29 Augustus, in het Jaar 1659, bedankt werd Alle deeze stukken toonen een grootschheid van Ordonnantie, een konstige koppeling en schikking der beelden; als mede kracht van schilderen, zonder bonte of harde koleuren. Alle zijne gedachten bepaalden zig nu, op het vervaardigen van groote werken; gelijk hem dan ook, in de maand November van het Jaar 1659, door Burgemeesteren van Amsteldam werden aanbesteed, agt groote stukken, om te dienen, in de agt hoeken van de Zaal van het Stadhuis, en vier kleindere, om in de bogen geplaatst te worden. Met ongemeenen lust vervaardigde hij daar toe de modellen. In de agt groote zouden verbeeld worden, de Oorlogen der Batavieren tegen de Romeinen, en de vier andere, de twee helden der Hebreen, DAVID en SIMSON, en de twee Romeinsche, M. CURTIUS en HORATIUS COCLES. Terwijl hij hier mede zwanger ging, werd hij door een koorts overvallen, die hem, binnen den tijd van vijf dagen, tot groot nadeel voor de konst, en tot smerte van alle konstminnenden, ten grave deed daalen, op den 2 December, in het Jaar 1660,
in den ouderdom van vierenveertig Jaaren. Hier op slaan de volgende zes regel van VONDEL, onder zijn Pourtrait, door BLOTELING in ’t koper gebragt;
Dus leefde Apelles FLINK te vroeg de Stad ontrukt,
Toen hij bij Handvest van haar, edele Overheden,
Het heerlijk Raadhuis met Historien zou bekleden
Gelijk ze TACITUS van ouds heeft uitgedrukt,
Die Rome strijken leert voor 't recht der Batavieren.
Bekranst dien Schilderheld, met eeuwige laurieren.
Verscheiden stukken van FLINK, op ’t Stadhuis, en op ’t Admiraliteits Hof, zijn door VONDEL in vaerzen beschreeven; de vier volgende, onder 't stuk van MARCUS CURTIUS, behelzen eene voortreffelijke les.
Op Burgemeesters wacht mogt Rome veilig slapen,
Als MARCUS CORTIUS het aangeboden goud
Versmaad, en zig vernoegt met een geregt van rapen ;
Zo word door matigheid en deugd de staat gebouwd.
Hij liet eenen zoon na, NICOLAAS ANTONIS, welken hij, met veel moeite, van de Schilderkunst afhield, om dat hij wist, hoe zwaar het viel, verre te vorderen in een konst, welke zo veel kennis en opmerking vordert. Zijn zoon studeerde tot Advokaat, hoewel hem de liefde tot de konst altoos is bij gebleeven; zijne nagelaatene Konstzaal kan daar van ten getuige dienen.
HOUBRAKEN, Schouwburg, II. Deel. COMMELYN, Beschrijving van Amsterdam,
I. Deel.