Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 31-10-2023

DIEMERDAMMERSLUIS

betekenis & definitie

is een Duiker, met twee Vloeddeuren en één Valdeur, gelegen in den Diemerdijk, tegen het water den Diem. In een Proces, voor den Hove van Holland, gevoerd in het begin van de voorige eeuw, tusschen die van den Hoek van ’t Gein in Weesperkerspel, en die van Overdiemen, welke beide in het onderhoud van deze Sluis droegen, werd, door de eerstgenoemden, in hunnen naam, voorgesteld, dat de Noordzee, oudtijds, een binnenwater veroorzaakt had, strekkende tot aan de Stad Amsteldam, doch zo smal, dat men, van buiten Diemen, met een stok of pels, ’er had konnen overspringen in Waterland. Dan, men kan zeker zijn, dat, wanneer dit had moeten beweezen worden, het een zeer moeijelijke taak zou geweest zijn.

Vaster had men kunnen gaan, met te zeggen, dat de Dijk, tegen dit Binnenwater, de Zuiderzee en het Y opgeworpen, bij deszelfs eersten aanleg, onderhouden is geworden door de Ban, die ’er onmiddelijk door gedekt werd, en dat dezelve, van tijd tot tijd, verzwaard zijnde, ingevolge van zekere overeenkomsten, werd onderhouden, door zulke districten, die ’er niet bij behoorden; behoudende, echter, den Dijk den naam van Diemerdijk, om dat men wil staande houden, dat dezelve eerst door die van Diemen is aangelegd en bekostigd. Van de Sluis, daarin aangelegd, word reeds op het jaar 1402 gewag gemaakt, hebbende toen reeds de Stad Amsteldam, niet alleen de Cijns te Diemen, maar ook het Veer en de Sluis te Diemerdam, van de Graaflijkheid in pandschap bekoomen; welke pandschap wederom tegen andere goederen werd afgelost, in het jaar 1409.

In het jaar 1549 werd, op den Diemerdam, een nieuwe houten Sluis gelegd, eerst de Sluis bij CLAAS JACOBSZ, en naderhand de Diemerdammersluis genaamd. Wat laater vondt men geraaden, een dergelijke Sluis te leggen in den Dijk, die eerst de Abcouder, en naderhand, om dat ze van weinig of geen nut was, de Kostverlooren Sluis genaamd werd.

Deze Sluis werd, in het jaar 1567, vernieuwd; en, in 1599, besloot men, dezelve wijder en van steen te maaken, en te gelijk: de Kostverlooren Sluis te stoppen; ’t geen kort daarna geschiedde. Men was, echter, naauwlijks aan den arbeid, ten minsten het werk nog niet afgedaan, of ’er ontstond geschil over het draagen der kosten, tusschen die van ’t Gein, onder Weseperkerspel, en die van Overdiemen: welk geschil, door Dijkgraaf en Heemraaden van Amstelland, als goede mannen, in het jaar 1601, beslist werd; wordende de gedaane uitspraak, in het jaar 1604, door den Hove van Holland, bekrachtigd. Volgens die zelve uitspraak, word deze Sluis onderhouden door Weesp, Wesemerkerspel, (waaronder behoort ‘t Gein de Gaasp en Bijlemermeer), Abcoude, Nigtevegt en Overdiemen met Bovenkerk, die allen hun overtollig water, door den Diem en deze Sluis, in ‘t Y loozen, en Geintresseerden in de Diemerdammersluis genaamd worden. Ook hebben zij het onmiddelijk bewind over dezelve, welk jaarlijks, bij beurten, aan twee dezer vijf districten wordt opgedraagen.

De betaaling, tot het onderhoud daarvan, geschied in dezer voegen: Abcoude één vierde; Weseperkerspel en Diemen ieder één agtste. Tot de andere helft draagt Weesp met 850, Weseperkerspel met 1200, Abcoude met 2100, Diemen met 650 en Nigtevegt met 200, en dus te zaamen met 5000 Morgens: zo dat, wanneer ’er een halve stuiver van het Morgen, zijnde 250 guldens, omgeslagen wordt, daarin draagen:

Weesp met 850 morgen f 21:5

Weseperkerspel met 1/8 vooraf f 31:5

en nog met 1200 f 30:0

f 61:5

Abcoude met 1/4 vooraf f 62:10

en nog met 2100 f 52:10

f 115:0

Diemen met 1/8 vooraf f 32:5

en nog met 650 f 16:5

f 47:10

Nigtevegt met 200 morgen f 5:0

5000 morgen f 250:0

< >