Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 30-01-2024

BUYS, WILLEM

betekenis & definitie

geboren in het jaar 1661, was één der bekwaamste Staatsmannen dier eeuwe. In 1693 werd hij Pensionaris der Stad Amsteldam, en vond zig, in ’t jaar 1702, in gewigtige zaaken gewikkeld, als zijnde den Staat toen aan de vriendschap van Engeland ten hoogsten geleegen, terwijl het Fransche Hof, door alle middelen, dien band zocht te breeken, zo met den Staat te vleijen, als met Engeland te kennen te geeven, dat de Staat wars van den oorlog was.

Boven alles trachtten de Franschen, Amsteldam in hunne belangen te trekken. BUYS schreef, ten dien tijde, een’ brief naar Engeland, waarin hij het tegendeel ten klaarsten aantoon de. In het jaar 1704 bedienden de Staaten zig van hem, als één der Afgezanten naar Friesland en Groningen, welke beide Proviniën zeer sterk aandrongen op de bevordering van den Prinse VAN ORANJE. De geschillen, daarover ontstaan, werden in der minne bijgelegd. Even gelukkig slaagde BUYS, benevens zijne Medeafgevaardigden, in het vernietigen der geschillen, in de Provintie Gelderland, in dat zelfde jaar gereezen. Engeland, in het volgende jaar, op nieuw tegen de Staaten onvergenoegd zijnde, over den kwaaien uitdag van den veldtogt, vonden de Staaten goed, den Heer BUYS derwaarts te zenden, met order, om, zo het mogelijk ware, het onderling verstand, tusschen de Koninginne en den Staat, te vernieuwen, en de eerstgemelde te beweegen tot de regeling van den aanstaanden veldtogt ia Portugal, Kataloniën en Italiën. Tot groot genoegen voldeed hij aan het oogmerk zijner bezendinge; hebbende hij, vóór zijne terugkomste, in de maand April des jaars 1706, de voltaltigmaaking der Engelsche en Schotsche troupen, in de Nederlanden, bewerkt. Min gelukkig slaagde hij in de hem aanbetrouwde geheime onderhandelingen tot den vrede.

En daar de Franschen meer vorderden, dan men hun wilde toestaan, bijzonderlijk in Engeland, liep ook de vredehandel te Geertruidenberg, waartoe de Heeren BUYS en VAN DER DUSSEN, van wege de Staaten, gemagtigd waren, in het jaar 1710, vruchtloos ten einde; waarover men naderhand, wegens Engeland, stoffe van klaagen genoeg vond, om reden, dat men aldaar meer had kunnen verkrijgen, dan naderhand te Utrecht, Toen de Engelsche Gezant STAFFORD, in 1711, in 's Hage handelde, en de Staaten beducht waren, wegens de geheime onderhandeiing, tusschen de Hoven van London en Versailles, werd, op den voorslag van Amsteldam, in de Vergaderinge van Holland beslooten, den Pensionaris BUYS naar Engeland te zenden, om een waakend oog te houden, en de Koningin aftetrekken van het maaken van een bijzonder verdrag; als mede om het goed verstand, tusschen dat Hof en den Staat, meer en meer te bevestigen. BUYS kon, echter, aldaar niets meer verrichtten, dan eene vernieuwing van de Tractaaten, voorheen tusschen den Konning van Groot-Brittanje en de Staaten geslooten; waarvan de ondentekening eerst in de maand December geschiedde, en dus na dat de Staaten in het aanvangen der vredehandelingen reeds bewilligd hadden: waarvan aan het Hof van London, door den Heer BUYS, op order van de Staaten, kennis gegeeven werd.

In het jaar 1712 werd de Buitengewoone Afgezant van Engeland te rug ontboden, vermits hij als Gevolmagtigde tot de Utrechtsche Vredehandeling benoemd was. BUYS, die uit Engeland vertrok, kort na dat Prins EUGENIUS, van wegen den Keizer, aldaar aankwam, werd bij dat Hof in verdenking gehouden, als of hij, geduurende zijn verblijf aldaar, benevens den Prins EUGENIUS, gearbeid had, om de Wighs weder in aanzien te brengen, en dat hij zig daartoe bediend had van middelen, die het Hof zeer schadelijk oordeelde; als mede dat hij zig gemoeid had met de raadplegingen van het Hoogerhuis. Wat hier van zij, is met geene zekerheid te bepaaleu; dit alleen weet men, dat de Heer BUYS, volgens zijnen last, aldaar had weeten te ontdekken, welke bijzondere pointen Groot-Brittanje bij den vrede poogde te bedingen, of reeds bedongen had: deze bestonden in agt artikelen:

1.) Dat de Koning van Frankrijk, de Koninginne Anna, in de vastgestelde opvolging zoude erkennen.

2.) Een nieuw en billijk verdrag van koophandel, met Groot-Brittanje te zullen oprechten.

3.) Duinkerken te zullen sleechten, mids Frankrijk daar tegen voldoening geschiedde.
4.) Gibralter en Port Mahon te laaten aan de tegenwoordige bezitten.
5.) De Engelschen het verdrag van Assiento, of van den Slavenhandel van Guinea naar de West-Indien te zullen doen toestaan, op gelijken voet, als het tegenwoordig door de Franschen bezeten werd.

6.) De Voordeelen in den koophandel, door Spanje, aan Frankrijk of aan eenig ander volk toegestaan, ook aan de Engelschen te zullen doen verleenen.

7.) Het verdrag van Assiento op dertig jaar, na het sluiten van de Vrede te zullen doen bepaalen; eene bekwame plaats, op de Rivier de la Plata, tot verversching der Slaven, aan de Engelschen te zullen doen afstaan; hun te verzekeren in het bezit van 't Eiland St. Christoffel, en hun een tolvrijheid van vijftien ten honderd te zullen doen trekken van de vruchten en

voortbrengzelen van Groot-Brittanje, welke zij in Spanje zouden brengen.

8.) Tot de algemeene vredehandeling te verschuiven den eisch van Groot-Brittanje op Terre-Neuve, Hudsonsbaai, en het geen de Engelschen meer bezaten in Noord-Amerika, mids de Franschen het recht behielden, om op de Kust van Terre-Neuve te visschen en Visch te droogen.

Deze ontdekking, die niet alleenlijk de ontrouw der Engelschen aan den dag bragt, maar ook ten klaarsten deed zien, dat zij met de Franschen alleen de meesters van den vredehandel zijn wilden, doet tevens zien, waarom men BUYS in Engeland met geen goed oog beschouwde, en waarom de Staaten hem allernoodzaakehjkst tot hunnen Gevolmagtigde bekwaam oordeelden, om hunne eisschen te ontwerpen, zo als ook door hem gedaan werd. (Zie de Resolutien van Holland van 10 Maart 1712.)

Zo dra de vrede te Utrecht geslooten was, moest men bedacht zijn op het zenden van eenen Buitengewoonen Ambassadeur naar het Hof van Frankrijk, De keuze viel op de Heeren BUYS en GOSLINGA, die dezen last op zig namen, doch niet voor de maand januarij van het jaar 1714 vertrokken. BUYS bleef aldaar tot in de maand Junij des volgenden jaars, schoon GOSLINGA in Junij des gemelden jaars reeds te rug gekeerd was. De eerstgemelde was voornaamlijk gelast met de bekrachtiginge van den vrede met Spanje. Verder handelde hij aldaar over verscheidene bijzondere zaaken, de vrijheid van koophandel en scheepvaart betreffende. Ook vorderde hij de voldoening van eenige penningen, die het Huis van Oranje, volgens eene overeenkomst van het jaar 1699, nog van de Kroon te vorderen had, en die een derde in zeven honderd duizend guldens beliepen. Nadat de Heer BUYS, op zijn verzoek, te rug ontboden was, en op zijn vertrek stond, werden hem, onder verbintenis van de uiterste geheimhoudinge, verscheidene voorslagen gedaan, die zijne terugreize nog een wijl vertraagden. Deze bestonden voornaamlijk in de openinge van een geheim verbond tusschen Engeland, Frankrijk en den Staat; welk ik verbond in Engeland ontworpen was, en waarin de Hertog VAN ORLEANS behaagen scheen te scheppen, doch waaromtrent BUYS verscheidene zwaarigheden zag,die hij aan den Hertog openhartig te kennen gaf: waarom de Staaten ook niet begeerig waren tot de toetreeding; weshalven de zaak onafgedaan bleef.

In het jaar 1722 was BUYS één der Afgevaardigden naar Utrecht en Overijssel, om, ware het mogelijk, Utrecht overtehaalen tot de oogmerken van Holland, dat beslooten had, de Provintie Gelderland tot andere gedachten te brengen, ten opzichte van de belangen des Prinsen VAN ORANJE, waarmede Gelderland doorging, en Zijne Hoogheid WILLEM DEN VIERDEN tot Stadhouder verkoos. Even vrachtloos waren zijne handelingen, in het volgende jaar, aan het Hof van Denemarken, alwaar hij, zo min als de Heer ROBERT SOES, iets ten voordeele kon verrichten. De Staaten van Holland, de bekwaamheden en verdienden van BUYS eenigzins willende vergelden, stelden hem, in het jaar 1726, als Eersten Secretaris van Staat aan. In dat ampt bleef hij tot den jaare 1745, waarin hij, in plaatse van den Heere VAN DER HEIM, het gewigtig ampt van Raadpensionaris waarnam. Na deszelfs overlijden, in het daarop volgende jaar, werd, bij voorraad, door den Heer ADRIAAN VAN DER DUYN, die plaats bekleed, terwijl BUYS voor den Raadpensionaris de Vergadering der Staaten bleef bijwooaen, tot dat de Heer en Mr. JACOB GILLIS als Raadpensionaris werd aangesteld: waarna hij wederom het ampt van Secretaris der Staaten bekleedde, tot in het jaar 1749 welk jaar hij, op den 10den van de maand Februarij, overleed, in den ouderdom van agt-en-tagtig jaaren. Met allen roem en achting was hij in ’s Land dienst grijs geworden.

< >