Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 15-03-2024

BENNET, Henrick

betekenis & definitie

Graaf van Arlington, verdient, zo om zijne verrichtingen, als om zijne gezwoorene vijandschap (want hij was een Engelschman) tegen de Nederlanderen, ter opheldering van onze Staatsgeschiedenissen, gekend te worden. Voorheen was hij bekend onder den naam van Sir HENRICH BENNET, en een der vijf Leden van de beruchte Kabale, onder KAREL DEN TWEEDEN, Koning van Engeland. Deeze Kabale bestond uit CLIFFORT, ARLINGTON, BUCKINGHAM, ASLEIJ en LAUDERDALE.

Zonderling is het dat de eerste letters van deeze vijf naamen het woord CABAL uitmaken. ARLINGTON was opgevoed in den Roomschen Godsdienst; doch werd daarna in schijn een Protestant. Hij was een van hun, welke Koning KAREL in zijne Ballingschap verzelden. Naderhand werd hij Resident aan het Hof van Spanje. De Koning benoemde hem tot Secretaris van Staat, in plaats van NICHOLS. In het Jaar 1672 zig voor Vijand van de Nederlanden verklaard hebbende, werd hij verheven tot Baron; in 1673 tot Graaf, en in 1674 tot Opperkamerling. In de laatstgemelde waardigheid was het, dat hij, met de vier andere Leden van de Kabale, zig door Frankrijk liet omkoopen. COLBERT, Ambassadeur van ‘t Fransche Hof aan dat van Engeland, ontving van het eerste, op eenmaal, honderd duizend Pistoolen, waarvan ARLINGTON en CLIFFORT, aan welke de geheimste zaaken toebetrouwd waren, het grootste gedeelte opstaken.

De eerstgenoemde maakte zijnen Koning wijs, dat de Staaten der Vereenigde Nederlanden, door Brieven, den Koning van Frankrijk hadden aangezocht, om gezamentlijk Engeland te beoorlogen; waardoor KAREL bewogen werd, van de pas geslotene Triple Alliantie af te zien, en met Koning LODEWIJK tegen den Staat aan te spannen. Hierop werd hij, in 1672, met den Hertog VAN BUCKINGHAM en Lord HALIFAX, naar den Koning van Frankrijk in ‘t Leger gezonden, onder voorwendzel van over den vrede te handelen, maar indedaad om de middelen tot voortzetting van den Oorlog te beraamen; zijnde de zaaken ter Zee gantsch tegen de verwagting der Engeschen uitgevallen.

BENNET wist zig zeer diep in ‘s Konings vertrouwen te wikkelen, door zig geheel en al naar des Vorsten wil te schikken. Schoon in zijn hart Catholijk, was zijn onophoudelijke raad, die Gezinte geen de minste gunst te betoonen, vermits de Koning, volgens zijn zeggen, daardoor alles zou bederven. Hier door werden de Roomschgezinden zijne doodvijanden, en scholden hem voor een afvalligen Verrader. Zijn voornaamste Vriend was KAREL BERKLIJ, Graaf van Falmouth, de vermogendste van alle Gunstelingen, Verzorger en Opziener van ‘s Konings Matressen.

BENNET was een van de drie, welke, in het Jaar 1674, door het Huis der Gemeenten, wegens kwaad bestuur, beschuldigd werden. BUCKINGHAM schoof al de schuld op hem, zeggende, dat hij (BUCKINGHAM) geraaden had, dat de Franschen eenige veroverde Steden der Nederlanden aan de Engelschen in pand moesten geeven, vermits anders de Franschen alles, en de Engelschen niets zouden hebben; doch dat BENNET zig daar tegen verzet had, en dus oorzaak was, dat de zaaken tot dien staat gekomen waren; dat ARLINGTON den raad gegeeven had, om SCHOMBERG te ontbieden, en tot Generaal aan te stellen, en ook om de Smirnaasche Vloot der Hollanders aantetasten, vóór dat de Oorlog verklaard was.

Nadat het Huis der Gemeente ARLINGTON zelven ondervraagd had, werd beslooten, een beschuldiging van trouwloosheid, en andere misdaden tegen hem in te brengen; deeze bestonden in de volgende Hoofdstukken:

I. Dat hij was een groot voorstander en begunstiger van de Roomsche Religie; wordende de gevallen, waarin hij dezelve begunstigd had, in dit Artikel opgeteld: waaronder een der voornaamste was, dat hij de ijverigste Roomschgezinden tot allerleije Ampten bevorderde, zelfs tot Vrederechters, tot Kolonels, Kapiteinen, enz.

II. Dat hij ‘s Lands inkomsten had opgestoken om zig te verrijden; waarbij ook de onderscheidene middelen, waarvan hij zig daartoe bediend had, werden opgeteld: onder anderen, dat hij overmaatige, ja ongelooflijke sommen in rekening gebragt had, voor gewaande geheime Correspondentien.

III. Dat hij het goed vertrouwen, door den Koning, in hem, als zijnen Raad en Secretaris van Staat, gesteld, misbruikt en geschonden had, door een al te naauwe verkeering met den Franschen Ambassadeur, dien hij in zijn eigen Huis had doen woonen, en aan wien hij alle de geheimen des Konings geopenbaard had; door den raad te geeven, dat Frankrijk een Vloot, in plaats van Troupen, moest zenden; dat aan de Fransche Vloot, na het laatste gevecht, tagtig Kabels en Ankers waren gezonden, na dat de Franschen alle hunne Kabels en Ankers, door slecht weder, verlooren hadden, ofschoon hem zeer wel bewust was, dat ’er buiten deeze geene Kabels noch Ankers meer overig waren, om ‘s Konings eigene Schepen, in geval van nood, te voorzien. Dan van alle deeze beschuldigingen redde de Koning hem, door het Parlement te prorogeeren.

BENNET zag, echter, zeer klaar, dat hij, door zijne onderneemingen, ten voordeele van Frankrijk, den haat van ‘t Gemeen, en door den kwaden uitslag, ‘s Konings misnoegen zig op den hals gehaald had. Om de gunst van ‘t Parlement te herwinnen, begon hij hevige vervolgingen tegen de Roomschgezinden, haalde een oude en vergeetene Wet voor den dag, waar bij, aan gemelde Gezinte, verboden was, den Koning in persoon te genaken; stellende bij aan den Vorst voor, dat het eenigste middel, om het ongenoegen van het Parlement weg te neemen, was, den Hertog VAN YORK van het Hof te verwijderen, en uit alle bewind te sluiten. Hier door verloor hij gevolglijk de gunst des Hertogs.

Ziende dat zijn gezach langs hoe meer verminderde, meende hij, tot herstel daar van, een ander middel gevonden te hebben; naamlijk eene geheime bezending aan den Prins VAN ORANJE, onder voorwendsel van eene naauwe verbintenis tusschen den Koning en dien Prins opterichten; doch, in de daad, om het oogmerk der Franschen, wegens den vrede, te bevorderen. Hij gaf voor, dat de vermaarde Ridder WILLIAM TEMPLE, als des Konings Gezant in Holland, door zijne voorgaande naauwe gemeenschap met de Heeren DE WITT, geen bekwaam werktuig tot die onderhandeling zijn kon. Hij, daarentegen, hoopte en vertrouwde, toegang bij Prins WILLEM te zullen vinden, door dien Zijne Echtgenoote een Zuster van den Heere VAN ODIJK was. De Koning liet zig tot deezen voorslag overreden.

ARLINGTON, benevens Lord OSSERIJ, en derzelver Gemalinnen, waren bij den Prins in groote achting. De Ridder GABRIEL SIJLVIUS, volgens zijn voorgeeven, boezemvriend van den Heer BENTINCK, naderhand Graaf VAN PORTLAND, en DUREL, een groote vriend van den Franschen President MUREST, die veel ingang bij den Prins had, deeden alles wat zij konden, om den Koning, wegens den laatsten oorlog, in de gedachten des Stadhouders te rechtvaardigen, en den Prins, door misleiding, tot een vrede met Frankrijk te bewegen, op zodanige voorwaarden, als de Fransche Ambassadeur te Londen hun ter hand gesteld had.

Gelukkig zag Prins WILLEM, dat BENNET hem zocht te handelen als een kind, en dat hij een taal en manier had aangenomen, als of hij Stadhouder, en deeze de Graaf VAN ARLINGTON ware. De Prins gaf ’er kennis aan den Ridder TEMPLE. Het oogmerk van BENNET strekte niet alleenlijk daar toe, om den Prins tot een vrede met Frankrijk, naar zijnen zin geschikt, te doen stemmen, maar ook om uit of door hem te weeten, wie het waren, die zig aangeboden hadden, om eene opschudding in Engeland te veroorzaaken; om den Prins te verbinden tot geheime maatregelen; om den Koning tegen alle uit- en inlandsche Vijanden te beschermen, en om een Huwelijk tusschen den Prins en de oudste Dochter des Hertog VAN YORK te sluiten.

Op het eerste wilde Prins WILLEM zig in geenerleie wijze verklaaren; van het tweede wilde hij in ‘t geheel niet hooren spreeken; op het derde gaf hij ten antwoord, dat hij het voor een kleinachting voor den Koning hield, te denken dat hij zo weinig bemind was, of onvoorzichtig genoeg regeerde, van eens anders hulp tegen zijne Onderdaanen benodigd te zijn; en op het vierde antwoordde hij, dat zijn fortuin te klein was, ten minsten niet van dien aart als het behoorde te zijn, om op zulk een huwelijk te durven denken.

Dus vertrok ARLINGTON, zonder iets verricht te hebben. Door den Koning werd hij zeer koel, en door den Hertog VAN YORK gantsch kwalijk ontvangen, om dat hij deszelfs Dochter mede in zijn oogmerk betrokken had; schoon die voorslag meer door OSSERIJ, dan door ARLINGTON gedaan was. Hij werd eindelijk zo vernederd, dat een der Hovelingen, nu en dan, om den Koning te vermaaken, met een pleister op den neus, en een witten staf in de hand, op een bespottende wijze, de stem en manieren van ARLINGTON nabootste; iets, ‘t welk te vooren ook den Graave VAN CLARENDONK wedervaaren was.

De voornaamste oorzaak van ‘s Konings misnoegen was, dat BENNET, om zig bij de hoofden van ‘t Parlement in gunst te wikkelen, den algemeenen droom volgde, de Pausgezinden in goeden ernst vervolgde, en bij de Protestanten ten nachtmaale ging.

De Colonel RICHARD TALBOT, naderhand Graaf VAN TIJCONEL, op zekeren tijd, een Hoveling ter bespotting voor den Graaf van ARLINGTON ziende speelen, nam de vrijheid om den Koning, met wien hij zeer gemeenzaam omging, te zeggen, dat het hard was, dat de arme HENRICK BENNET, die zijner Majesteit zo lang en getrouw gediend had, dus bespot werd; waarop de Koning, over het gedrag van BENNET, in klagten uitborst, latende zig, onder anderen, omvallen, dat BENNET niet te vrede was met, gelijk anderen, de gewoonlijke Bedestonden bij te woonen, maar dat hij daarenboven telkens ten Nachtmaale ging. Waarop TALBOT den Koning te gemoete voerde, dat zijne Majesteit mede zo deed. Lord Blessijou (antwoordde de Koning) ik hoop immers dat 'er onderscheid is tusschen Henrij Bennet en Koning Carel?

Niettegenstaande dit alles behield hij het Ampt van Opperkamerling, tot zijnen dood toe, dat is, tot den 9den Augustus 1685. Zijne Gemalin was HABELLA VAN NASSAU ODIJK, die, na zijnen dood, hertrouwde met MAURITS LODEWJJK, Graaf van Nassau, Heer van Lek en Beverwaart. Zijne eenige Erfdochter, ISABELLA, trouwde eerst HENRIK FIZOOI, natuurlijken Zoon van KAREL DEN TWEEDEN, verwekt bij de Hertoginne VAN CLEEVELAND, eersten Hertog van Grafford, en na des Hertogs dood met THOMAS HAMER, Ridder Baronet.

De Brieven des Graaven VAN ARLINGTON, als Secretaris van Staat, tot den Jaare 1675 geschreeven, zijn, benevens eenige andere stukken van dien tijd, gedrukt te London, en leveren veele wetenswaardige zaaken op.

BENNET was een man van groote ervarenheid, hoe wel hij volgens het getuigenis van Vader ORLEANS, minder vernuft dan de vier andere Leden van de Kabale bezat. BURNET zegt, dat zijn verstand meer bondig dan gaauw was, en houdt hem voor trotsch. Het derde Artikel der beschuldigingen, tegen den Kantelier HIJDE, behelst, dat hij, op de benoeming van BENNET, in plaats van NICHOLS, tot Secretaris, gezegd had, dat de Koning tien duizend pond sterlings vereerd had, ten einde een ijverigen Protestant te verdringen, en een heimelijken Pausgezinde tot dat gewigtig Ampt te bevorderen.

Zie de Memorien van TEMPLE; BURNET en HUME, Historie van Engeland.

< >