een Dorp in Holland, onder Kennemerland behoorende. Men wil dat de oude naam Baduhennebroek, naar ‘t Bosch Baduhenna, zou geweest zijn. (Men zie wat daar van van op dat Artikel gezegd is).
H. SOETEBOOM, (op wiens gezegde men zig, echter, niet te vast verlaaten kan, aangezien hij ’er zig volstrektlijk schijnt op toegelegd te hebben, om al het beuzelachtige, dat met groote moeite weggenomen, en waarin het onwaare aangetoond was, weder op nieuw voor waarheid te vertellen), getuigt dat hij te Bennebroek doodkisten van roodachtigen steen gezien heeft, die op het Kerkhof opgegraaven waren, en dat op dezelve deksels van gelijke kleur lagen. Hij verhaalt dat de eerste of Heidensche Bewooners gewoon waren, hunne dooden in dergelijke kisten te begraaven. Dit Dorp, met deszelfs Ambacht en Gerechtsban, ligt ten Noorden aan Heemstede; ten Oosten aan de Haarlemmermeer; ten Zuiden aan Hillegom; en ten Westen aan de Vogelzang.
De Landerijen worden begroot op omtrent zeven-en-negentig en een halve Morgen. In den Jaare 1732, stonden ’er op de Verpondings Lijsten vier-en-zestig Huizen. Het Dorp is wel klein, doch zeer vermaakelijk.
In of omtrent ‘t Jaar 1659, werd aldaar, ten dienste van de Gereformeerden, een net Kerkje gebouwd.
Onder het gebied van Bennebroek telt men twaalf Bleekerijen; ook ziet men ’er verscheidene schoone Lusthoven. Oudtijds waren de Heeren van Heemstede Ambachtsheeren van Bennebroek, en hielden hun verblijf op het Huis Duinwijk. Een der Zoonen van Heemstede voerde den tijtel van Heer van Bennebroek; blijkende zulks (behalven de Handv. van Kennemerland, uitgegeeven door VAN ZANTEN), uit het Geslachtregister van den Raadpensionaris PAAUW, wiens jongste Zoon, na het overlijden van zijn ouder Broeder, deezen tijtel aannam. Gemelde Heer ADRIAAN PAAUW, President van den Hove van Holland, liet de Heerlijkheid na aan zijne Dochter ANNA CHRISTINA PAAUW, gehuwd met den Heer NICOLAAS DE SOHIER DE VERMANDOIS, Heer van Warmenhuizen. Na het overlijden van derzelver Dochter, in den jaare 1738, werd de Ambachtsheerlijkheid, benevens derzelver voorrechten, en het Huis Duinwijk, voor vijftig duizend en vier honderd Guldens verkocht aan den Heer WILLEM DE DRUIN. Bij wederverkoop is dezelve naderhand (1771), de eigendom geworden van den Heer JOH. NUTGES, voornaam Koopman te Amsteldam, welke daar door Ambachtsheer van Bennebroek geworden is.
De Regeering aldaar bestaat uit een Schout, die te gelijk Secretaris is, en vijf Schepenen, welke, zo wel als alle de andere bedienden, door den Eigenaar vrij en willekeurig aangesteld worden.
Zie LAMS, Handv. van Kennemerland, bl. 821.