Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 31-10-2023

BAAR

betekenis & definitie

een der vier, en wel de laatste der Banner-Heerlijkheden onder Zutphen, aan den Yssel, dragende den dubbelen naam van Baar en Lathem, naar de beide Dorpen, daarin gelegen. Voortijds was hier een bijzonder Slot, waarop de Heeren deezer beide Dorpen, (die voorheen van elkander onderscheiden waren), hun verblijf hielden.

De Wethouderschap van Doesburg deed, in vroegere tijden, aan den Heer VAN BAAR, Eed en Manschap van de ledige Leenen; welk gebruik door ADOLF en KAREL, Hertogen van Gelder, vernietigd werd. De Heeren VAN BAAR waren van een aloud Geslacht afkomstig, aangezien men, in ’t Jaar 1280, reeds melding gemaakt vindt van eenen Heer VAN BAAR, die de overmeesteraar van den Heer van Doorenweerd was. Een anderen vindt men genoemd, die, in 1355, in de twisten tusschen de Heekerschen en Bronkhorsten, sneuvelde, en van meer anderen. Op het Jaar 1540, vindt men gewag gemaakt van eenen tweeden, WILLEM genaamd, schoon het Huis Baar, reeds in 1423, aan dat van Meurs was overgegaan, van daar aan dat van Egmond, en eindelijk door koop aan ’t Geslacht van Batenburg.

In ’t jaar 1557, gaf de Prins van GAVEREN en Graaf van Egmond, L’AMORAAL genaamd, klaagenderwijze te kennen, hoe zijne Voorzaaten, sedert het jaar 1471, de Bannerijen van Baar en Lathem in vrede bezeten hadden, tot dien tijd, dat de laatst overledene Hertog KAREL, (om reden dat JAN, Graaf van Egmond, zig begeeven had in dienst van den Keizer), het Slot de Baar met magt aangevallen, overweldigd en vernield, en de goederen van Baar, langer dan die van Lathem, onder zig had gehouden.

De Hertog Van Savoijen beval, na raadpleeging met de Rekenkamer van Braband en Gelderland, uit aanmerking van de bijzondere diensten van den Klager, dat de Heerlijkheid van Lathem ten eersten moest ontruimd worden, mids dezelve, met Baar, voor altoos zou blijven een Leen van ’t Land van Gelder. De Staaten van Gelderland zijn, na verloop van tijd, door Koop, Eigenaars ’er van geworden: dus het nu onder de Domeinen van die Provintie behoort, staande onder het bestuur van de Heeren Raaden en Rekenmeesters, die aldaar een Amptman en Rechter aanstellen. De Predikant van deeze Heerlijkheden heeft zijne woonplaats te Lathem.

Zie SLICHTENHORST, Tooneel van Gelderl., bl. 86. Geschiedenissen, bl. 266, 307, 313 en 492. BACHIENE Geogr. A, bl. 347.

< >