SCHIELAND, een Baljuw- en Hoogheemraadschap, in Holland, dus genaamd naar het Water de Schie, welke, egter, slegts een gedeelte daar van doorloopt; het legt tusschen Delfland, Rhijnland, den Yssel en de Maaze beslooten. Deszelfs buitenste grensscheidingen zijn, langs Delfland, van de Stad Schiedam af, met het Water de Schie, tot aan Rodenrijs over de Schie, en vervolgens agter het Dorp Berkel om, midden door het Dorp Waddinxveen, tot in het Water de Gouwe, en, aan den Maaskant, van Schiedam na Delfshaven na Rotterdam, tot aan den Yssel, en, langs deeze rivier, wederom tot aan de Gouwe, tot aan Zuid-Waddinxveen. Volgens de jongste opgaven, zou Schieland eene uitgestrektheid van ruim achttienduizend Morgens Land beslaan.
Reeds vroeg is deeze Landstreek, bij haaren tegenwoordigen naam, bekend geweest. Graaf JAN DE I, Zoon van Graave FLORIS DEN V, nam, in den Jaare 1299, de Heemraaden in zijne bescherming, gelijk blijkt uit eenen brief, in de Handvesten van Schieland nog voorhanden. WILLEM DE III, Graaf van Holland, gaf, in den Jaare 1316, den volgenden Brief, uit welken blijkt, dat toen reeds een Baljuw en Heemraaden bekend waren, van zeker regtsgebied voorzien. Het Oktroij luidt, woordelijk, aldus: "Wij WILLEM, Grave van Henegouwen, van Hollandt, van Zeelandt, ende Heere van Vrieslandt, maecken condt allen luden, dat wij willen, dat soo wat bedrift, dat onse welgeboren Heemraders van Schielandt hebben, om orbaer des gemeenlants van Schielandt, gerechte worden bij hen, en bij haeren Baelju. Gegeven des Saterdaechs voor Palmen-Sondage in ’t jaer ons Heeren dusent driehondert ende sestiene."
De grondgesteldheid is, op veele plaatzen, veenagtig. Van hier dat men ’er groote uitgestrektheden Lands vergraaven, en in ruime Waterplassen heeft veranderd; "tusschen welke Waterplassen, schrijft de naauwkeurige J. LE FRANCQ VAN BERKHEY, hier en daar goede streeken van Wei- en Hooilanden leggen: maar (dus vervolgt hij) het is uit hoofde van de laage en menigvuldige Veengronden ligt te begrijpen, dat deeze Landstreek (Schieland), al is het niet door het buitendijksche Maaswater, door haar eigen binnenwater veel maalen dras ligt, inzonderheid aan den kant van de Rotte; ter wederzijden van welken stroom de meeste Veenen gelegen zijn."
Sedert meer dan tweehonderd jaaren, behoort het Baljuwschap van Schieland aan de Stad Rotterdam, als welke hetzelve, in den Jaare 1576, voor eene somme van vierduizend Ponden, van de Staaten van Holland en Westfriesland, heeft gekogt. Op grond van deezen eigendom, stellen Burgemeesters en Regeerders der gemelde Stad een der Leden van hunne Vroedschap aan tot Baljuw en Dijkgraaf van Schieland, voor den tljd van vijf agtervolgende jaaren. In handen van Burgemeesteren moet deeze aanzienlijke Amptenaar den Eed afleggen. Nevens zes Schepenen, en even zo veele Welgeborene Mannen, spant de Baljuw den Vierschaar over Crimineele zaaken, als mede het maaken van Gemeene-Lands Keuren en Ordonnantiën, die het Heemregt niet betreffen. Van de laagere Regtbanken, in de Schielandsche Dorpen, kan men zich op deezen Regtbank beroepen. De Vergaderplaats van dit Kollegie, ’t welk zijnen bijzonderen Sekretaris en Bode heeft, is, een der Vertrekken van het Stadshuis te Rotterdam.
Het Hoogheemraadschap van Schieland wordt waargenomen door Dijkgraaf en zes Heemraaden. Derzelver bewind bepaalt zich, hoofdzaakelijk, tot het opzigt en onderhoud van de gemeene Wegen, Wateren, Dijken en Sluizen; alle ’t welk, uit hoofde der veelvuldige wateren in deeze Landstreek, en de aangrenzinge van twee aanmerkelijke Rivieren, de Maaze en den Yssel, veel overlegs en toezigts vordert. Door aanzienlijke Leden in Stads of Staatsregeering, worden de posten van Dijkgraave en Heemraaden, gemeenlijk, waargenomen. Het Kollegie wordt bediend door eenen Sekretaris, eenen Rentmeester, voorts eenen Fabrijk of Landmeeter, een eersten Klerk ter Sekretarije, een Kastelein in ’t Gemeenelandshuis, en twee Boden. Van ’t gemelde Huis, staande binnen Rotterdam, hebben wij, op ’t Art. van die Stad, eene beschrijving medegedeeld. Acht maalen ’s jaars vergadert, gemeenlijk, het geheele Kollegie; eenige Leden van hetzelve, als Kommissarissen, koomen maandelijks bij één.
Eindelijk heeft men ook nog een Kollegie van Hoofd-Ingelanden van Schieland; zij worden gekoozen uit de Steden Rotterdam, Gouda en Schiedam. Elke Stad kiest ’er twee, den eenen voor zijn geheele leeven, den anderen, veelal, eenen Burgemeester, welke dien post waarneemt, zo lang hij op het Kussen zit. Jaarlijks worden zij door Dijkgraaf en Hoog-Heemraaden beschreeven, om bij het hooren en sluiten der Rekeningen, en het doen der Ommeslagen, tegenwoordig te zijn.
Om Schieland van het overtollig binnenwater te ontlasten, bedient men zich van een goed aantal Watermolens; derzelver getal wordt op ruim vijftig begroot: onder welke nog niet begreepen zijn, de kleinere
Molens, die meer binnenwaarts staan, en het water na de eigenlijk genaamde Poldermolens brengen. Daarenboven ontmoet men ’er, langs heenen, verscheiden Sluizen, door welke het toegemaalen water in de Gouwe, den Yssel, de Maaze en elders zich ontlast.
Onder Schieland telt men, als voornaame Dorpen en Ambagtsheerlijkheden, Hoogenban, Overschie, Kool, Schoonderloo, Kralingen, Kapelle op den Yssel, Nieuwerkerk, Moorddrecht, Zevenhuizen, Moerkapel en de Wildeveenen, Hillegersberg en Schiebroek. De Hooge Heerlijkheden, in dit Baljuwschap, zijn, Matenes, Bleiswijk, Broek, Thuil en ’t Wegje. Op bijzondere Artikelen worden alle deeze, in ons Woordenboek, beschreeven.