Definities van Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal in de Ensie D
- decolleteren
- décor
- decoratief
- decoratle
- decoratleschilder
- decoreren
- decorum
- decreet
- decrescendo
- decretalen
- decreteren
- dedicatie
- deductie
- deductief
- deeg
- deel
- deelachtig
- deelbaar
- deelbaarheid
- deelgenoot
- deelhebbende pachter
- deelhebber
- deelnemen
- deelnemend
- deelneming
- deels
- deeltal
- deelteken
- deelwoord
- deemoed
- deemoedig
- deemster
- Deen
- Deens
- deer
- deerlijk
- deern(e)
- deernis
- deerniswaardig
- defaitisme
- defalcatie
- defect
- defectief
- defectivum
- defenderen
- defensie
- defensief
- deferentie
- deficit
- défilé
- defileren
- definiëren
- definitie
- definitief
- deflagrator
- deflatie
- deflexie
- deftig
- deftigheid
- degel
- degelijk
- degelpers
- degen
- degene
- degeneratie
- degenereren
- degenkoppel
- degenstok
- degoûl
- dégoûtant
- degradatie
- degraderen
- deguiseren
- Dei gratia
- Deianira
- deimt
- dein
- deinen
- deining
- deinzen
- deïsme
- deïst
- dejeuner
- dejeuneren
- dek
- dekade
- dekblad
- deken
- dekenaat
- dekken
- dekkleed
- dekknecht
- deklast
- dekmantel
- deknaam
- deknaam m. -namen (Z.-N. schuilnaam)
- dekriet
- dekschaal
- dekschild
- deksel