Gepubliceerd op 11-11-2021

deel

betekenis & definitie

I. o. delen, deeltje (1 iets, dat kleiner is dan een geheel; aandeel; gedeelte van iets; 2 boekdeel; 3 Z.-N. en dan m. ronde bij het kaartspel):

1 ieder zal zijn - van de winst hebben; de som der delen vormt het geheel; zegsw. part noch - aan iets hebben, geheel onschuldig zijn; ten dele, voor een deel;
2 een roman in drie delen;
3 nog een-(ken) doen; nog: Z.-N. aan de - zitten, (mede)erven.

II. v. delen, deeltje (plank; planken vloer; dorsvloer).

< >