Definities van Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal in de Ensie A
- aantrekkelijk
- aantrekken
- aantrippelen
- aanvaarden
- aanvaarpaal
- aanvaart
- aanval
- aanvalIig
- aanvallen
- aanvalligheid
- aanvalsfront
- aanvan gen
- aanvang
- aanvangspunt
- aanvankelijk
- aanvaren
- aanvatten
- aanvechten
- aanvechting
- aanvegen
- aanversterven
- aanvertrouwen
- aanverwant
- aanvetten
- aanvijlen
- aanvlakken
- aanvletten
- aanvliegen
- aanvoegen
- aanvoegende wijs
- aanvoer
- aanvoerbuis
- aanvoerder
- aanvoeren
- aanvraag
- aanvragen
- aanvullen
- aanvullend recht
- aanvulling
- aanvullingsbegroting
- aanvulsel
- aanvuren
- aanwaaien
- aanwaggelen
- aanwas
- aanwassen
- aanwassing
- aanwenden
- aanwennen
- aanwensel
- aanwerven
- aanwetten
- aanwezen
- aanwezend
- aanwezig
- aanwijzen
- aanwijzend
- aanwijzing
- aanwinnen
- aanwinst
- aanwrijven
- aanzanden
- aanzeggen
- aanzetriem
- aanzetsel
- aanzetstaal
- aanzetten
- aanzetvijl
- aanzeulen
- aanzicht
- aanzien
- aanziend
- aanzienlijk
- aanzijn
- aanzitten
- aanzoek
- aanzoeken
- aanzuiveren
- aanzwellen
- aanzwepen
- aap
- aapachtig
- aapje
- aapjessnuif
- aapjeszeep
- aar
- aard
- aard bol
- aardaker
- aardappel
- aardappelbrandewijn
- aardappelcampagne
- aardappelkever
- aardappelkriel
- aardappelmeel
- aardas
- aardbaan
- aardbei
- aardbeienbed
- aardbeving