waggelde i. -gewaggeld (waggelend naderen): de dronkaard kwam -.
aanwakkeren, wakkerde -, h. (1), i. (2) -gewakkerd (1 sterker doen worden; aansporen, opwekken; 2 sterker, heviger worden): 1 dat woord zal hem-;
2 zijn oude genegenheid wakkerde aan; de wind wakkerde aan.