Duizenden gebruiksvoorwerpen uit ons dagelijkse leven zijn tegenwoordig gemaakt van plastic. Om enkele voorbeelden te noemen: borden, messen, vorken, lepels, gordijnen, stoelbekleding, regenjassen, flessen, speelgoed, borstels, knopen, tafelbladen, tassen, verpakkingsmateriaal en grammofoonplaten zijn artikelen, die heel vaak uit plastic zijn vervaardigd.
Zelfs de carrosserieën van auto’s worden al uit dit materiaal gemaakt. Plastics zijn hard op weg de plaats in te nemen van hout, leer, glas, textiel en metaal. Bovendien worden ze gebruikt om andere materialen aan elkaar te lijmen. Triplex en multiplex bijvoorbeeld bestaan uit dunne lagen hout, die met plasticlijm bijeen worden gehouden. Tenslotte is plastic ook uitermate geschikt om andere stoffen van een beschermd laagje te voorzien. Boekomslagen worden tegenwoordig vaak geplastificeerd (zie de omslag van deze encyclopedie); koperdraad wordt dikwijls geleverd met een plastic jasje aan.Plastics hebben hun naam gekregen, omdat ze gemakkelijk in bepaalde vormen kunnen worden geperst of gegoten. Het woord hangt samen met ons begrip ‘plastisch’, hetgeen o.m. ‘vormbaar’ betekent. Plastics worden gemaakt uit verschillende stoffen zoals lucht, katoen, water, houtafval, kalksteen en koolteer.
De eerste plasticsoort was celluloid, dat in 1869 werd uitgevonden. In die tijd werden alle biljartballen nog vervaardigd uit ivoor. Ivoor echter was kostbaar en moeilijk te krijgen. Een biljartballenfabrikant loofde daarom een prijs uit voor ieder, die er in slagen zou een acceptabel vervangingsmiddel voor ivoor te vinden. Een Amerikaanse drukker deed een poging die prijs te winnen en uit zijn experimenten kwam het celluloid te voorschijn. Hij maakte het uit korte katoenvezels, kamfer en salpeterzuur.
Weliswaar bleek celluloid niet geschikt voor de vervaardiging van biljartballen, maar er werden talrijke andere toepassingsmogelijkheden voor gevonden. Het bleek bijvoorbeeld een geschikt vervangingsmiddel voor ivoor (in andere toepassingen dan biljartballen), been, harde rubber en glas.
Het duurde daarna ruim 50 jaar voor iemand belangstelling kreeg voor andere plasticsoorten. Het tweede plastic, dat werd uitgevonden, was bakeliet. Daarna verschenen in snel tempo vele andere plasticsoorten op de markt.
In wetenschappelijke kringen dragen de verschillende plasticsoorten lange, ingewikkelde namen, die verraden welke chemicaliën er in verwerkt zijn. In de handel zijn plastics echter beter bekend onder de handelsmerken, die ze van hun fabrikant hebben meegekregen. Bakeliet, viniliet, pyraline en lustron zijn enkele van die nieuwe handelsnamen. Alle plastics kunnen verdeeld worden in twee grote groepen. Sommige plastics moeten verhit worden om hard te worden; ze worden met een Engels woord ‘thermosetting’ genoemd.
Plastics uit de thermosettinggroep kunnen niet meer opnieuw gesmolten worden. De andere groep bestaat uit plastics, die verhit moeten worden om ze in vloeibare vorm te kunnen gieten. Deze soorten worden ‘thermoplastic’ genoemd en kunnen later weer omgesmolten worden.
Plasticprodukten zijn populair geworden, omdat ze goedkoop en hygiënisch zijn. Ze hebben bovendien het voordeel, dat ze in de fraaiste kleuren geverfd kunnen worden.