Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog maakte Oostenrijk deel uit van het reusachtige Oostenrijks-Hongaarse keizerrijk, dat een bevolking telde van 50.000.000 zielen. Dat rijk omvatte het grondgebied, dat tegenwoordig verdeeld is over Oostenrijk, Hongarije en enkele andere landen.
Het keizerrijk dankte zijn welvaart aan zijn landbouw, zijn fabrieken en zijn mijnen; bovendien ook aan verscheidene natuurlijke handelswegen, waarvan de Donau de belangrijkste was. De hoofdstad Wenen was een van de grootste steden van de wereld en vormde niet alleen een commercieel maar ook een cultureel centrum van de eerste orde.Aan het einde van de Eerste Wereldoorlog werd Oostenrijk van Hongarije gescheiden en moest het, land gebiedsdelen afstaan aan Tsjechoslowakije, Joegoslavië, Polen en Italië. Door al die amputaties verloor Oostenrijk niet alleen het grootste gedeelte van zijn cultuurgronden maar ook het merendeel van zijn mijnen en fabrieken. Wat overbleef, was slechts een klein, onbetekenend land met een hoofdstad, die als een waterhoofd op een veel te klein lichaam stond.
Momenteel is het eens zo machtige Oostenrijk slechts 2½ keer zo groot als Nederland. Het grootste gedeelte van het land bestaat uit bergachtige streken en evenals Zwitserland mist Oostenrijk een aansluiting op de zee. De economie van het land heeft ernstig geleden onder de bewogen gebeurtenissen van de jongste geschiedenis en het evenwicht in het verminkte land is nog steeds niet volledig hersteld. Wel heeft het land inmiddels een welvarende industrie gekregen met als voornaamste produkten papier en metaalwaren. Aan de voortdurende stijging van de welvaart wordt vlijtig gewerkt door de ruim 7.000.000 inwoners van Oostenrijk: vriendelijke, gastvrije mensen, die hun Duits spreken met een heel eigen, zangerig accent.
Meer dan een kwart van de Oostenrijkse bevolking woont in de hoofdstad Wenen, die weliswaar niet meer het grote handelscentrum van vroeger is maar desondanks het commerciële middelpunt van het land is gebleven. Wenen heeft intussen ook veel industrie gekregen.
Veel Oostenrijkers werken nog in de landbouw en bewerken hun velden, die in veel gevallen tegen de berghellingen liggen. Veel bergwanden zijn ook begroeid met bossen, die werk verschaffen aan duizenden bosbouwarbeiders. De Oostenrijkse bosbouw levert behalve hout ook papierpulp, terpentijn en hars.
Natuurlijk vormen de Oostenrijkse bergen en de daarin gelegen meren ook een vakantiegebied bij uitstek, dat treffende overeenkomsten vertoont met het Zwitserse landschap. Het hele jaar door heeft Oostenrijk dan ook een stroom van toeristen uit alle delen van Europa te verwerken. In de economie van het land komen de inkomsten uit het toerisme zelfs op de derde plaats; ze dragen aanzienlijk bij tot de stijgende welvaart in het land. In 1938, kort voor het uitbreken van de Tweede
Wereldoorlog, werd Oostenrijk geannexeerd door Duitsland. Na de nederlaag van de nazi’s herkreeg het land echter zijn zelfstandigheid, al duurde het tot 1955 voor de Russische bezettingstroepen het verzoek van de westelijke geallieerden inwilligden en het land verlieten.