Gouden horizon encyclopedie

Dr. B.M. Parker (1959)

Gepubliceerd op 07-10-2024

LANDBOUW

betekenis & definitie

Duizenden jaren lang heeft de mens geleefd van de jacht en de visserij; in streken waar het wild schaars was voedde hij zich met bladeren, wortels, graan en wilde vruchten. Aan die onzekere tijd kwam pas een einde toen hij een van de grootste vondsten van de geschiedenis deed en ontdekte dat hij rijkelijk oogsten kon als hij eerst de moeite nam om te zaaien.

Die ontdekking is vele malen gedaan, telkens op andere plaatsen in de wereld. De volkeren van het Nabije Oosten gingen 8 tot 10.000 jaar geleden al de grond bewerken - al weten wij niet meer hoe ze daartoe kwamen. Mogelijk ontdekte men, dat opgeslagen zaadvoorraden gingen ontkiemen en nieuwe planten voort brachten.

Hoe de ontdekking ook tot stand kwam: ze betekende een revolutionnaire verandering in het leven van elke dag. De mens staakte zijn zwerversbestaan en zijn eeuwige speurtocht naar voedsel en vestigde zich op vaste plaatsen.

Aanvankelijk stelde de mens er zich mee tevreden planten te zaaien, die hem tot voedsel dienden. Later ging hij echter ook vlas en jute verbouwen; planten waarvan hij de vezels kon gebruiken om kleding te maken. Nog later voegde hij aan de landbouw de veeteelt toe en begon voor eigen gebruik schapen, koeien, geiten, varkens en ezels te fokken.

De eerste boeren bewerkten het land met gebogen stokken en primitieve stenen werktuigen. In sommige delen van de wereld is de ontwikkeling van de landbouw nooit verder gekomen en is de mens de aarde blijven bewerken op de manier zoals zijn voorouders dat duizenden jaren geleden al deden. In de moderne landen echter heeft de landbouw een hoge vlucht genomen dank zij de uitvinding van allerlei landbouwwerktuigen en -machines. Ondanks die moderne ontwikkeling zijn er nog grote verschillen in de wijze, waarop de mens in de verschillende delen van de wereld zijn land bewerkt.

Tot kort voor de Tweede Wereldoorlog is ook Nederland in hoofdzaak een agrarisch land geweest. In die situatie is na 1945 snel verandering gekomen door de snel toenemende industrialisatie. Desondanks neemt de landbouw nog altijd een belangrijke plaats in de Nederlandse economie in. De voornaamste Nederlandse landbouwgebieden liggen in Zeeland, Zuid-Holland, Groningen, Friesland, Drente, Overijssel, Noord-Brabant en Limburg. Een speciale plaats nemen tegenwoordig de drie drooggelegde IJsselmeerpolders in: de Wieringermeer, de Noordoostpolder en Oostelijk Flevoland. Hier wordt landbouw op veel grotere schaal bedreven dan dat elders in Nederland mogelijk is.

Grote, moderne landbouwmachines hebben de mens hier een groot gedeelte van het werk uit handen genomen; iets dat mogelijk is geworden door de bedrijfsgrootte in deze polders, die groter is dan op het ‘oude land’. De voornaamste landbouwprodukten van Nederland zijn tarwe, rogge, aardappelen, suikerbieten, haver, gerst en bonen.

Hoewel de gemiddelde bedrijfsgrootte in Nederland aanzienlijk kleiner is dan in een land als de Verenigde Staten, zijn de meeste Nederlandse landbouwers in staat op die bedrijven hun brood te verdienen. Dat komt omdat de landbouw in ons land veel intensiever is dan in de Verenigde Staten en Canada. In Nederland wordt veel aandacht besteed aan de bewerking en de bemesting van de bodem met het gevolg, dat de oogsten per hectare in ons land aanzienlijk hoger zijn dan in landen waar extensieve landbouw wordt bedreven. Toch gaan in Nederland steeds meer landbouwers over op tuinbouw; een agrarische specialiteit, die grote zorg en vakkennis vereist, maar die hoge opbrengsten krijgt van kleine oppervlakten grond. Ondanks alle vooruitgang in de landbouw (die op heel veel punten een wetenschap is geworden) en de voortschrijdende mechanisatie, blijft het boerenbedrijf afhankelijk van het weer. Klimatologische omstandigheden kunnen de oogst van verscheidene gewassen doen mislukken.

En hoewel de boeren in Nederland ruime steun ontvangen van de overheid, moet het grootste gedeelte van zo’n financiële tegenslag door henzelf worden opgevangen. Veel jonge boeren durven dat risico tegenwoordig niet meer aan en zoeken een bestaansmogelijkheid in andere sectoren van het maatschappelijke leven.

Een speciaal probleem in de landbouw is de uitputting van de bodem door het blijven verbouwen van eenzelfde gewas. Daardoor worden aan de grond namelijk zoveel mineralen van dezelfde soort onttrokken, dat hij op de duur zijn vruchtbaarheid verliest en praktisch waardeloos wordt.

Dit probleem kan ondervangen worden door de zg. wisselbouw: het om de paar jaar veranderen van het gewas op een bepaald stuk grond. Een goed voorbeeld van die wisselbouw is te zien in Oostelijk Flevoland. Om te voorkomen, dat door onoordeelkundig inzaaien bepaalde mineralen uit de bodem zouden verdwijnen (en tegelijkertijd om andere mineralen aan de bodem toe te voegen), wordt de op het water gewonnen bodem een aantal jaren bebouwd door zg. ‘staatsboeren’. Dat zijn deskundige landbouwers, die volgens een bepaald schema gewassen van allerlei soort verbouwen. Als gevolg van die methode wordt de grond verrijkt en geschikt gemaakt voor een lonende exploitatie. Als de grond na een aantal jaren uitgegeven wordt aan particuliere boeren is hij van een uitstekende kwaliteit. Landbouwadviseurs zorgen er verder voor, dat de nieuwe boeren op een zodanige wijze wisselbouw blijven toepassen, dat de bodem die kwaliteit behoudt.

Bepaalde klavergewassen spelen bij de wisselbouw een belangrijke rol. Hoewel hun waarde als gewas betrekkelijk gering is, worden ze heel vaak ingezaaid om de bodem te verbeteren. Ze voegen aan de grond namelijk bepaalde mineralen en bacteriën toe, die de kwaliteit sterk verbeteren.

< >