Definities van Nederduitsche spreekwoorden in de Ensie D
- De vreemde koe lekt het vreemde kalf niet
- De vriendelykheid ziet men hem ten oogen uit, als den beul de barmhertigheid
- De vrienden mogen kyven, maar moeten vrienden blyven
- De vriendschap moet niet slechts van de eene zyde komen
- De wachter verliest
- De wereld ryd op stelten
- De werkader is hem geborsten
- De wolf is in ’t wand geraakt
- De wolf zal zyn vacht wel houden, maar het schaap moet gestroopt zyn
- De woorden zyn goed, zei de wolf; maar ik kom in ’t dorp niet
- De wyn komt met de barmhertigheid
- De zandlooper van al zyn hoop heeft den geest gegeven
- De zon trekt water
- De zwaarste last is achterlast
- Dek toe den pot, daar is paling in
- Den bal opgeven
- Den bezem uitsteken
- Den duim roeren
- Den duivel een kaars ontsteken
- Den gantschen dag gevochten, en niemand gezien
- Den gek scheeren
- Den gezonden is alles gezond
- Den pot met roozen ontdekken
- Den rooden haan over laten kraayen
- Den vader en moeder van melchizedek weten
- Den verstandigen is haast genoeg gezegt
- Den voet op den nek zetten
- Depotschraapers komen niet in den hemel
- Dertig met god
- Des eenen dood, is des anderen brood
- Die ’s vrijdags zyn nagels knipt, heeft geen tandpijn
- Die ’t geluk heeft, leid de bruid te kerke
- Die ’t in ’t vuur verloren heeft, moet het in de asch zoeken
- Die ’t in ’t vuur verloren heeft, moet het in de assche zoeken
- Die ’t klein niet begeert, is ’t groot niet weerd
- Die ’t spel niet kan, moet het niet spelen
- Die aan den hooiberg staat, plukt
- Die aan een witte roos riekt, krijgt de roos aan den neus
- Die bol ligt nog niet stil
- Die borg blyft, geeft den sleutel van zyn goed
- Die dat gelooft, heeft een kalf in ’t lyf
- Die de dante trouwt om de wante, verliest de wante, en houd de dante. want als de wante is verteert, dan blyft de dante by den haerd
- Die de roos wil plukken, moet de doornen niet ontzien
- Die den laatsten druppel uit de kan wil hebben, krygt het lid op den neus
- Die den naam heeft van vroeg op te staan, mag wel lang slaapen
- Die des konings gans eet, kakt de pluimen honderd jaaren daar na
- Die een goed vischje heeft, die mag het wel in de ketel houden
- Die een gouden wagen volgt, krygt’er wel een nagel van
- Die een hoer trouwt, is een schelm, of wil’er een worden
- Die een hoofd van een pintje heeft, moet geen kan willen drinken
- Die een luis in de asch verliest, verliest maar het kraaken
- Die eenen anderen jaagt, staat zelf niet stil
- Die eens den degen getrokken hebben tegen hunnen overheer, moeten de scheede wegwerpen
- Die eerst in de boot is, heeft keur van riemen
- Die eerst komt, die eerst maalt
- Die geen houten neus heeft, kan dat wel rieken
- Die gekken nodigt, heeft wisse gasten
- Die geld van te vooren geeft, mint op genade
- Die heeft dat’er blinkt, krygt dat’er springt
- Die het kruis heeft, zegent zich zelven eerst
- Die in ’t ried zit, maakt pypjes
- Die juffrouw zou my niet dienen
- Die kaatzen wil, moeten ballen wachten
- Die koe geeft veel melk; maar stoot ze weder om
- Die laat komt, komt’er ook
- Die langst eet zal ’t langst leven
- Die lust, die plukke
- Die meest werken, worden van de honden gegeten
- Die met appelen vryt, word met klokhuizen geloont
- Die met honden omgaat, krijgt vlooyen
- Die mist, mist niet; maar die niet en mist, die mist
- Die na lachen, lachen zo wel als die voor lachen
- Die niet gereed is, verlet geen tyd
- Die niet zuurt, die zoet niet
- Die niets heeft, hem ontvalt niets
- Die noch schoot
- Die omkykt, die is ’t
- Die onder ligt, kan wel eens boven komen
- Die ongenood komt, moet onbedankt weg gaan
- Die roet handelt, maakt zyne vingeren vet
- Die schuldig is, droomt licht van den duivel
- Die staat op ’t rolletje, zal ’t kosten zyn bolletje
- Die ten halven keert, dwaalt niet geheel
- Die uit dezeuniegestoten is, was’er geerne weêr by
- Die van de konst is, beschaame zynen meester niet
- Die veel beginnen, eindigen weinig
- Die verre gaat vryen, bedriegt, of word bedrogen
- Die vervaart is, loopt in de kerk
- Die wil bederven, neem geld op renten, en koop erven
- Die winst kan hy wel in een wetsteen knoopen
- Die zich den droes op den hals haalt, moet hem werk geven
- Die zich dood werkt, word onder de galg begraven
- Die zich met alle kruiden laat genoegen, krygt terstond zyn korfje vol
- Die zich zelven kittelt, lacht geerne
- Die zich zyn huishuur ontziet, ontziet zich zyn welvaren
- Die zyn neus afsnyd, schend zyn aangezigt
- Die zyn pap gestort heeft, kan die niet altemaal weder oprapen
- Die zyn schuld betaalt, mindert zyn goed niet
- Die zyn wittebrood voor eet, moet zyn roggenbrood na eeten
- Dien ’t hoofd te beurt gevallen is, die scheere den baard