Onbeschaamde gasten zyn zelden welkom, als stoute en moeyelyke tafelvliegen. Ongenoodigde vinden zelden een servet en tafelbord voor hen gelegt.
Zulke laat men dan wel gaan, zonder hen den mantel tot blyven te scheuren, en zo stappen zy heen met een langen neus, en ledige mage. Doch dan spaaren zy weder de moeite van te bedanken voor ’t goed onthaal. ’t Gaat dikwyls niet te breed zelf met genoodigde gasten. Men houd veel van: Eere bewaart, en kosten gespaart. Te meer behoud men dan.
Versche visschen en namaagen, stinken al ten derden dage. Een dagelyksche gast is een groote dief in de keuken. Aan ’t eerste spreekwoord is verwant: Die ongenood ten hove komt, zit achter de deur.